Een matte rivaliteit
Van Zomeren en het leven als een afvalrace tussen broers
Sterk Water Door Koos van Zomeren Uitgever: De Arbeiderspers, 123 p., f 36,50
Carel Peeters
In Koos van Zomerens vorige roman De witte prins ging het om een eenvoudig man die door het lot werd gezegend met de mogelijkheden zijn anonimiteit op te heffen: hij lijkt sprekend op een bekende politicus. Hij beeldt zich in dat hij voor een ander leven geboren is en verwijt de politicus dat hij leeft zoals hij leeft. Deze politicus wordt aangeduid met Bufo, een rare naam. Nu blijkt dat niet zo maar een naam, het is de populaire naam voor ‘het verschrikkelijke vliegje Lucilia bufonivora’, bij de hoofdpersoon van Van Zomerens nieuwe roman Sterk water goed bekend, want hij heeft er een wetenschappelijk artikel over geschreven in zijn hoedanigheid van bioloog.
‘Verschrikkelijk’ is dit vliegje omdat het een ‘paddevreter’ is: ‘Dit vliegje benadert een pad van de achterkant en legt eieren op zijn rug. De larven kruipen te zijner tijd naar voren om zich in de neusholte te nestelen. En dan begint het vreten. De neusgaten veranderen in één groot gat, daarna worden de ogen weggeknaagd en ten slotte, na een dag of twee, zijn de hersenen aan de beurt. Als de pad eindelijk sterft vallen de larven op de grond, waar ze zich tot vliegen ontwikkelen.’ Een onsmakelijk verhaal, dat natuurlijk niet alleen voorde aardigheid wordt opgeschreven.
Wat deze ‘bufo’ doet, is wat één van de twee mannen in Van Zomerens romans steeds doet: in Otto's oorlog de vriend-bioloog, in De witte prins de politicus en in Sterk water de broerschrijver Bruno. In alle drie de romans zijn de bufo's de geslaagden, de probleemlozen, de zelfbewusten. Ze tasten alleen al louter door hun bestaan het zelfrespect van de ander aan. Ze zijn aanstootgevend door hun tevredenheid met het leven, dat ze aankunnen, waar ze een antwoord op hebben. Hun tegenpolen, de hoofdpersonen in Van Zomerens romans, sukkelen achter hen aan met hun herinneringen, onvermogen, minderwaardigheidsgevoelens. Omdat de bioloog Pieter in Sterk water een studie van de bufo heeft gemaakt en tot zijn broer de schrijver in een verdrongen rivaliserende verhouding staat, laat het lot van de pad hem niet onverschillig. Hij heeft er een gewoonte van gemaakt zo'n lijdende pad onder de hak van zijn schoen te doden. De identificatie met de pad is hem dan te machtig: ‘Ik bewijs daarmee mijzelf een dienst.’
Het verhaal van Sterk water wordt gedaan door Pieter. Hij vertelt over de reis die hij samen maakte met zijn broer Bruno, een gerenommeerd schrijver. Ze gaan naar het Eigergebergte, waarom is Pieter niet duidelijk. Hij is meegegaan omdat zijn broer dat wilde en omdat hij hem moeilijk iets kan weigeren. Bruno is de broer die hem al sinds zijn kindertijd koeioneert en dat heeft hij zich aan laten leunen. Pieter is een tamelijk tevreden huisvader, Bruno is een getourmenteerde schrijver die van tijd tot tijd met een veelgeprezen boek voor de dag komt en met wie hij niet veel contact heeft. Dat verhindert niet dat Pieter zich in zijn dromen en zwakke momenten aangetast voelt door Bruno. Die leidt een leven vol risico's en schrijft boeken die weliswaar ‘gelogen’ zijn maar waar het leven toch doorheen lijkt te steken. Op onverwachte momenten krijgt Pieter een visioen dat het leven één grote afvalrace voor broers is. Dat zijn ook de momenten waarop hij zich herinnert dat Bruno hem als peuter eens gered heeft uit het water en hij denkt dat hij zijn leven aan zijn broer te danken heeft.