Aanstekelijke mafheid
Maria Stahlies Unisono, een vrolijke boel
Unisono door Maria Stahlie Uitgever: Bert Bakker, 151 p., f 22,90
Beatrijs Ritsema
Een televisieserie, daar lijkt het nog het meest op, dit boek Unisono. Korte scènes, veel dialogen, humor, onverwachte gebeurtenissen. De hoofdpersoon Ria (die we snel kunnen vereenzelvigen met de schrijfster Maria Stahlie - immers van Ria naar Maria is maar één stap en wel de stap ‘ma’ of moeder) is werkloos en vat het plan op een boek te schrijven over de mensen in haar straat. ‘Een eerbetoon moet het worden, een eerbetoon aan de verscheidenheid van het gewone, alledaagse leven in een gewone, alledaagse straat.’ Zoals het een tamelijk grote Amsterdamse doorsneestraat betaamt, zijn er vogels van uiteenlopende pluimage te vinden: Chileense vluchtelingen, asocialen, marktkooplieden, Surinamers, beroemdheden. Een aantal daarvan is door Ria en haar vriend Rio (die eigenlijk Rico heet, maar naar analogie van Theo en Thea ooit werd omgedoopt) van een bijnaam voorzien op de manier zoals iedereen die zijn buren observeert dat ook wel doet in de huiselijke kring. Een van de bindende elementen tussen huisgenoten is het je vrolijk maken over het doen en laten van de mensen in je onmiddellijke woonomgeving. Kennen doe je ze niet, dus het kleinste bijzonderheidje is al genoeg om de bijnaam te verschaffen en daar een waanzinnige achtergrondverhaal omheen te fantaseren. Zo spreken Ria en Rio bijvoorbeeld over de Fascist, de Zuipende Hersens, de Ronnies en de Ballon, een soort onder-ons-grapjes dat het niet goed doet buiten de beslotenheid van de huiskamer. En dan is Ria ook nog teleurgesteld dat de op niets gebaseerde fantasieën over wat die mensen met die bijnaam drijft, in het geheel niet blijken te kloppen wanneer ze de stoute schoenen aantrekt en een praatje aanknoopt voor haar research voor het boek. Dat is al te naïef voor iemand die de alledaagse werkelijkheid tot fictie wil comprimeren. Die zou moeten weten dat bijna niets ook is wat het lijkt.
Maria Stahlie
a. lopez
De eigenlijke dramatische verhaallijn wordt intussen in alternerende hoofdstukken gevormd door de lotgevallen van Ellie, huisvrouw en moeder te Breda, die overspelige gevoelens koestert voor de trompetspelende Stanly, een Surinamer die klusjes opknapt voor zijn familie, de bovenburen van Ria en Rio. Haar liefde is hopeloos, want Stanley is een luchthart-treurniet, die het weliswaar niet kwaad bedoelt, maar die onder zijn deugden geen serieusheid telt.
De voortgang van deze uitzichtloze verliefdheid wordt door Ria en haar huisgenoten afgelezen van de prentbriefkaarten die Ellie zowat dagelijks aan haar trouweloze minnaar stuurt (zelf heeft hij blijkbaar geen vaste woon- of verblijfplaats). De teksten worden steeds wanhopiger, Ellie belandt in het ziekenhuis voor een klein mankement aan haar schildklier en dreigt, eenmaal weer thuis, met zelfmoord als hij niet snel iets van zich laat horen - niet per kaart maar in een brief die door Ria opengestoomd wordt. Er moet iets gebeuren en in een opwelling reist Ria naar Breda af waar ze Ellie oppikt en meeneemt naar de zoo in Antwerpen, alwaar ze... enzovoort.