Het uur tussen hond en wolf door Maarten 't Hart Uitgever: De Arbeiderspers, 136 p., f 24,50, gebonden f 34,50
Midas' tranen door Hans W. Bakx Uitgever: Kwadraat, 72 p., f 9,50
Diny Schouten
In augustus 1982 kwam Maarten 't Hart op onaangename wijze in het nieuws: het krakersblad Bluf wist te melden dat de schrijver, rijk geworden door zijn eerste bestseller Een vlucht regenwulpen, zich ontpopt had tot een gewetenloze huizenspeculant. De revenuen van hondderdduizend ‘Regenwulpen’ had 't Hart belegd in een historisch grachtepand in Amsterdam, met de bedoeling om het na een tweejarige leegstand te splitsen en het met grove winst te kunnen verkopen. De Volkskrant nam het bericht vrijwel ongecorrigeerd over, maar werd in een volgend nummer van Bluf op de vingers getikt: ‘Er loopt een langdurig conflict tussen de huurder van de bovenetage en de eigenaar, waarbij het er op lijkt dat beiden de situatie willen uitbuiten. De versie in de Volkskrant klopt ook niet helemaal.’
Voor de literaire onderzoeker - Maarten 't Hart lijkt me met al zijn mystificerende ‘autobiografische’ romans een alleraardigst object voor een biograaf - moet het mogelijk zijn om meer gegevens over de affaire terug te vinden. Mijn documentatie houdt op bij het bericht dat die huurder, ‘een vertaler’, een kraakster had genood op de etage van de verhuurder, waarvan zij door de schrijver met behulp van een paar potige vrienden verwijderd zou zijn. De affaire, die het in mijn herinnering niet verder bracht dan als onbevestigd gemengd bericht, bleef onaannemelijke kanten houden: hoe nu? Die lieve, bedeesde 't Hart, wiens stemgeluid nog geen stekelbaarsje zou kunnen laten schrikken, zou heus werkelijk een knokploeg hebben ingehuurd? Maar zoals gewoonlijk is het voordeel van geestelijke luiheid dat je erdoor wordt weerhouden je werkelijk te verdiepen in 's mensen ware karakter, waarmee ongerijmdheden gelukkig weer snel onder het stof der vergetelheid geraken.
Het zou daar zijn blijven liggen als 't Hart het er niet zelf had afgeblazen. Het uur tussen hond en wolf bevat een volledige opening van zaken, tot en met de letterlijke tekst van de dagvaarding die op de ontruiming volgde en ‘het schrijven’ dat de wederzijdse advocaten elkaar ‘doen toekomen’ toe. Een waar docudrama, waaraan zelfs het regeltje dat mogelijke overeenkomst met de werkelijkheid op toeval moet berusten, ontbreekt.
Van de werkelijkheid lijkt de roman alleen af te wijken door de keuze van andere namen, en omdat we te doen hebben met 't Harts versie van de zaak. 't Harts openhartigheid kent geen grenzen. Nauwelijks die van de smaakvolheid in elk geval, want soms is de eerlijkheid van 't Harts op zichzelf geënte personage ‘Melchior’ wel provocerend: ‘De enige manier om nog iets van het geld terug te zien,’ zegt de getergde huiseigenaar-schrijver tegen zijn voormalige vriend en huurder Fred Koudvuur, ‘is over dit alles een boek te schrijven.’ Waarop de onhebbelijk inhalige ‘Koudvuur’ onmiddellijk de emolumenten voor zich opeist: ‘Je hebt alle stof aan mij te danken!’