Tijdschrift
Het lijkt erop dat Jong Holland haar koers aan het verleggen is. Nummer drie van september 1987 opent met een boos stukje van Geurt Imanse onder de titel ‘Faits Divers’. Hij windt zich op over de geringe aandacht in de landelijke pers rond de tentoonstelling ‘The Spiritual in Art’, die eerst in Los Angeles, daarna in Chicago en nu in Den Haag te zien is. Er hangt veel Nederlands werk op deze expositie van onder anderen Jacoba van Heemskerck. Piet Mondriaan, Janus de Winter, Theo van Doesburg en Jan Toorop, maar de Nederlandse pers heeft zich nog niet zo uitgebreid over dit nieuwsfeit gebogen. NRC Handelsblad stuurde ‘de intellectuele kunstbabbelaar K. Schippers’ naar Californië en De Volkskrant ‘de strenge, smaakmakende critica Anna Tilroe’. De typeringen zijn van Imanse, waarmee de toon van het stukje meteen duidelijk wordt. De verslaggeving van bovengenoemden vindt hij meer passen in Tussen de Rails dan in een gezaghebbend landelijk dagblad. Juist omdat er opnieuw een voorliefde in de hedendaagse kunst te signaleren valt voor geometrisch-abstracte vormen, die ‘neo-geo’ wordt genoemd en omdat de neiging tot spiritualiteit ook verbonden kan worden met het holisme, de nieuwe filosofische denkwijze, zijn er redenen genoeg om deze tentoonstelling wat serieuzer te benaderen. Klein addertje onder het gras bij deze uitval is dat Imanse zelf co-auteur is van de catalogus bij de tentoonstelling ‘The Spiritual in Art’. Met dit openingsartikel is de toon gezet voor een strijdbare aflevering van Jong Holland. Buitengewoon interessant is het stuk van de tachtig jaar oude surrealistische schilder J.H. Moesman, die enkele jaren geleden bezoek kreeg van een zekere José Vovelle. Een doordouwertje noemt hij haar, die een proefschrift voorbereidde aan de Sorbonne met de titel: La
diffusion du surréalisme dans les pays néerlandophones 1920-1950. Volgens goede wetenschappelijke traditie streeft Vovelle ernaar om zich een onafhankelijk oordeel te vormen over de door haar bestudeerde kunstuitingen, zodat ze het bij één vriendschappelijk bezoekje laat aan haar studieobject Moesman. Een kunsthistoricus die de middeleeuwen bestudeert kan ook niet bij haar onderwerp op bezoek gaan, verdedigt zij zich. Moesman was niet geheel en al van haar vlotheid overtuigd en hoewel hij verder in het geheel niet op de hoogte werd gehouden van haar vorderingen en ook uiteindelijk geen dissertatie opgezonden kreeg van Vovelle, wist hij toch via de bibliotheek van het Stedelijk Museum in Amsterdam een exemplaar van het bewuste boek te bemachtigen. Zijn aanklacht in Jong Holland tegen alle feitelijke onjuistheden en alle misvattingen in het proefschrift is nog maar een excerpt uit een veel groter bezwaarschrift dat nu in dezelfde bibliotheek ter inzage ligt. Met veel afbeeldingen illustreert Moesman de fouten van Vovelle. Bijvoorbeeld zijn schilderij Aangekomene heeft niets met Magritte, Eemans, Dali of Miro uit te staan, maar wel met een schets die Moesman maakte op een modeltekenavond bij het genootschap Kunstliefde in Utrecht. Een schets van een collega-tekenaar van het model van dezelfde avond illustreert dat. Een ander treffend voorbeeld van een pijnlijke fout is haar beschrijving van het schilderij 2x Venus. De vrouw op dat schilderij kan onmogelijk gestreeld worden door de Venus van Milo, want die heeft, zoals men weet, geen armen. Moesmans voorbeeld was daarbij de Venus van Medici uit Florence. Het is toch wel sneu voor Moesman dat de ruim honderd aan hem gewijde pagina's uit dit proefschrift, dat de eerste hommage aan zijn werk zou kunnen zijn, zoveel aantoonbare onzin bevatten.
EVA COSSEE