Geletterd?
76
In Geletterd? worden lezers uitgenodigd de drie hier afgedrukte citaten uit de Nederlandse literatuur te achterhalen: wie is de schrijver en (eventueel) uit welk boek? Uit de goede antwoorden (één of meer citaten goed) wordt één winnaar gekozen die zich mag verheugen op een boekenbon van f 30, -. Inzendingen vóór donderdag 29 oktober opsturen naar Geletterd? Vrij Nederland, Postbus 1254, 1000 BG Amsterdam. De oplossing staat in Geletterd? 77 van 7 november. De citaten zijn gekozen door Diny Schouten.
OPERA
1. | Daar verscheen Carmen. Van een gitana had zij niets; maar met de vurige Camelia in het gitzwarte haar, met de gloeiende ogen in het blanke toneelteint, zag ze er verleidelijk genoeg uit. Die armen om mijn hals te mogen voelen, die ogen te mogen kussen, welk een onbereikbare zaligheid! 't Was me, of ik haar lippen proefde, zo volkomen isoleerde de muziek mij van de mensen, zo werd mijn verbeeldingskracht er door geprikkeld. |
2. | De voorstelling begon, in vrome aandacht en wijding om Wagner. In de grote, volle zaal was behalve der muziek immense vergolving, nauwlijks geluid en beweging, nauwlijks een kuch, een hand die een kijker beurde. Ook de jonge toerist richtte zijn kijker om Siegmund, wiens stem hem zalig doortrilde, nader tot zijn blik te brengen. |
3. | Stegeman kon al evenmin tegen haar op als huisschilder Zuniga (...). Met haar licht gevoileerde, doch machtige stem, haar heupen, haar zwoele en canailleuze beentechniek speelde zij ze allemaal van de planken, zij het ook meer als een bordeelmoeder dan als een Zigeunermeisje, dat nog verondersteld wordt in een sigarettenfabriek te werken. |
Oplossing Geletterd 75 van 10 oktober (Werkloos):
1. | ‘Andere vogels hebben het niet zoo...’: M. Nijhoff, De vogels. |
2. | ‘Ieder leeft op, als ik mijn hielen licht...’: Ida M. Gerhardt, Sonnetten van een leraar. |
3. | ‘Welke bezigheid hebt gij uitgeoefend vóor ge werkloos waart?’: Ward Ruyslinck. De ontaarde slapers. |
Winnaar: Jan Meilof, Maarssen