Sterke man
We kennen Colijn als koloniaal, oliemagnaat, politicus, scribent. Voor alles was hij echter antirevolutionair, de auteurs hadden geen betere ondertitel kunnen kiezen. Na Kuyper was hij de personificatie van de principes, de clichés, de geest van de ARP. Volgens Colijn bevatte die de ‘grondtoon’ van het Nederlandse Volkskarakter dat, aldus de mythe in die kring, was gevormd in de zestiende eeuw door hervorming, Oranje en de strijd tegen Spanje (die als een strijd om het geloof werd gezien).
Het historische beeld van Colijn wordt bepaald door zijn premierschap (1933-1939) in de crisistijd. Zijn politiek berustte op vier pijlers: actieve handelspolitiek, bezuiniging, sluitende begroting, de gouden standaard. Hille de Vries verklaart het credo van de sluitende begroting (die overigens een vrome wens bleef) uit de mengeling van politicus en zakenman in Colijn. Ik denk dat hier het paternalisme ook een woordje meesprak: in Colijns metaforenbestand was de staat een gezin dat de eindjes coûte que coûte aan elkaar moet knopen. Wat ook een eis des fatsoens was! Fatsoensoverwegingen hebben zeker ook gezeten achter het heilloos vasthouden aan de gouden standaard die hij belangrijk vond voor Neerlands waardigheid en aanzien in het buitenland. Maar in de eerste plaats kwam het natuurlijk voort uit een gebrekkig inzicht dat voor mij een groot vraagteken plaatst bij 's mans veelvuldig aangehaalde zakeninstinct. Hij zag geen verschil tussen gereguleerde devaluatie en inflatie en bij het laatste kon hij zich alleen maar zoiets spookachtigs voorstellen als wat in Duitsland in 1923 gebeurde. Voor de denkbeelden van Keynes kon hij geen enkel begrip opbrengen.
In de overlevering leeft Colijn voort als de schuldige, op z'n minst als medeschuldige aan de crisisellende ten onzent. Bank en Vos geven een genuanceerder beeld. Hoezeer het hem ook tegen de borst stuitte, Colijn was genoeg Realpolitiker om heel wat overheidssteun en -investering te plegen. Voorts halen zij de economist P.W. Klein aan die zegt dat in de structurele crisis de persoon van Colijn ‘niet bijster relevant was voor het gevoerde beleid’. Daar mag veel in zitten, maar ik vind dat we nou ook weer niet te hard moeten gaan relativeren. De halsstarrigheid inzake de gouden standaard was wel degelijk nadelig voor onze toch al zo gammele exportpositie. Onvergeeflijk is de onchristelijke mededogenloosheid jegens de werklozen; niet alleen werden hun reeds schandelijk lage uitkeringen nog verder omlaaggebracht, ook was de wijze waarop zij die kregen toebedeeld onnodig vernederend - of zij schuldigen waren in plaats van slachtoffers.
Colijn, ‘een welgekleed en welgemanierd man’, komt tot ons als een krachtfiguur. Hij stond pal tegenover legio personen en zaken: het Indisch nationalisme, de muiters van de Zeven Provinciën, het oproerige Jordaanvolk, homo's en geboorteregelaars, ‘de weerzinwekkende dubbelhartigheid van de sociaal-democraten’... In hoeverre heeft hij gefungeerd als dam tegen de Mussert-beweging? In de documentaire zei De Jong dat het Colijn-effect velen voor afglijden naar de NSB heeft behoed. Het zal nimmer bewezen kunnen worden, maar klinkt zeer aannemelijk. In een van z'n spaarzame momenten van zelfkennis opperde de Leider trouwens zelf de mogelijkheid dat Colijn geschikter was dan hij.