Vertaald
In 1946 begon Ernest Hemingway aan wat later de roman The Garden of Eden zou gaan heten, ook al voltooide de schrijver het manuscript nooit. Toen hij in 1961 stierf was er een enorm pak papier van 1500 pagina's. Het bleef jaren liggen, tot een redacteur van Scribners zich ertoe zette er een publikabel boek van de maken. Het verscheen begin van dit jaar en werd in de Boekenbijlage besproken door de Engelse toneelschrijver Tom Stoppard (7 maart). Van het verhaal bleef een zesde over, want Hemingway had veel op een iets andere manier proberen te vertellen, en het omvat in de nu bij Agathon verschenen vertaling De hof van Eden 277 pagina's (f 34,50). Een jonge Amerikaanse schrijver is in het verhaal met zijn vrouw op huwelijksreis in een paradijselijke omgeving aan de Middellandse Zee. Hij probeert er te werken maar wordt daarvan afgehouden door de aanwezigheid van een tweede vrouw met wie een erotisch spel wordt gespeeld. Volgens vele critici bevat De hof van Eden alle zwakheden van Hemingways schrijverschap, maar ook zijn beste kanten. Tom Stoppard schreef: ‘En de staaltjes van voortreffelijke vertelkunst? Wat zo ontroerend is aan Hemingways degeneratie als romanschrijver is dat die geen gevolgen had voor dat waar hij het beste in was, zijn vermogen tot beschrijving van de fysieke wereld en de uitwerking daarvan op de zintuigen.’