Marktmechanismen
De meest markante hoofdpersonen die de verhalen bevolken zijn de kunstenaar Marley Mantello (‘Ik, Marley Mantello, gevoelig artiest’) en Eleanor Silvermann, sieradenontwerpster en de onzekere vriendin van de redelijk succesvolle schilder Stash Stosh. Daarnaast trekt er een stoet bizarre bijfiguren voorbij: de neurotische galeriehouder Victor, wie het maar niet lukt zijn naaste concurrente Betsy Brown (die alle belangrijke kunstenaars onder haar hoede heeft) voorbij te streven; de dikke kunstverzamelaar Duck Dade Dodger, die pas geïnteresseerd raakt in een artiest als die er blijk van geeft net als hijzelf over een flinke eetlust te beschikken; de beeldhouwer op krukken Sherman; Larry, de schilder met aids; de vrouwen Daria, Amaretta en Mame en al die andere slaven van New York. Vooral de vrouwen hebben het zwaar te verduren in Slaven van New York. Ze zijn in een constante concurrentieslag om de beroemdste kunstenaars verwikkeld. Maar als ze er al in slagen er een te strikken en bij hem intrekken, blijven ze slaven: ze doen het huishouden en staan mooi te wezen op galerie-openingen, maar krijgen verder hoegenaamd geen aandacht. Vrouwen zijn altijd ‘de vriendin van...’, decorstukken en verder in wezen onbelangrijk. Om financieel het hoofd boven water te kunnen houden moeten ze zich zo'n rol echter wel laten welgevallen. Deze marktmechanismen leiden tot krankzinnige dialogen tussen de vrouwen onderling, zoals in het verhaal ‘Natuurkunde’ waar een kennis aan Eleanor vraagt wat ze toch met die Stash Stosh moet.
‘“Is hij rijk?” vroeg ze, terwijl ze de joint opstak en hem aan mij gaf.
“Nee,” zei ik.
“En jij?”
“Nee.”
“Waarom ga je dan met hem om?”
“Ik...” zei ik. Ik was verbijsterd.’
Eleanor krijgt slechts mondjesmaat aandacht van haar vriend Stash en wordt soms zelfs door hem vernederd, maar blijft bij hem omdat ze anders niet goed zou weten wat te doen. Als ze na een bezoekje aan de dokter in de metro naar huis zit, fantaseert ze hoe ze wel aandacht van Stash zou kunnen krijgen: ‘(Ik) bedenk dat ik Stash graag iets ernstigers had willen vertellen; dat ik bloedarmoede heb, pleuritis, een elektrolietenverstoring in het bloed. Ik zou hem graag willen melden dat ik binnenkort gedoemd zal zijn tot een leven in een rolstoel, dat ik op hem reken om te duwen.’ Thuisgekomen liegt ze dat de dokter de hele tijd haar borsten heeft onderzocht. Dan pas wordt Stash wakker. ‘Wat? (...) Geef hem aan! Wat hebben je borsten met flauwvallen te maken?’ Ik dring eindelijk tot hem door.’ Als ze Stash toch durft te verlaten, valt het haar zwaar alleen te wonen; ‘ik bleef maar wachten tot er iemand thuiskwam die tegen me begon te schreeuwen.’ Dus gaat ze weer op zoek naar een nieuwe liefde die haar leven misschien nog enige inhoud kan geven en vindt die in de persoon van een andere pseudoberoemdheid, de modeontwerper Wilfredo. Ook hij laat haar echter stikken, en lieve naïeve Eleanor gaat weer zitten wachten. In haar fantasieën, in de sprookjes van vroeger en in haar dromen ging het allemaal heel anders, net als in de dierenwereld trouwens. ‘Ik had die National Geographic-natuurfilms op de televisie gezien en ergens klopte het niet dat dieren elkaar tegenkwamen, een paardansje uitvoerden en daarna hun leven lang bij elkaar bleven.’ Overigens is dit niet de enige verwijzing naar de dierenwereld in Slaven van New York. Het boek staat werkelijk bol van de huisdieren. In elk verhaal komt wel een hond of kat voor, die vaak symbool lijken te staan voor respectievelijk de slaafse trouw en de trotste onafhankelijkheid, de enige twee keuzes die de figuren in Slaven
van New York schijnen te hebben. Er klopt iets niet in hun levens. Ze zijn niet alleen slaven van anderen, maar ook van zichzelf, van hun eigen ambities, dromen en fantasieën. Niet bij machte ook maar enige wezenlijke verandering in hun leven aan te brengen, lijden ze onder de wetmatigheid van het postmoderne bestaan. Hun levens krijgen daardoor iets onwerkelijks, als in een nare droom of een slechte film. De verwijzingen naar B-films zijn dan ook legio; mensen ‘lijken’ constant op filmsterren en de hoofdpersonen voelen zich vaak ‘als in een film’.
In een wereld waar alles zo op uiterlijke schijn is gericht is de enige manier om contact met anderen te krijgen gelegen in extravagant gedrag of het bekendmaken van grootse plannen, die nooit verwezenlijkt kunnen worden, zoals het plan van Marley Mantello om John Lennon, Shakespeare, Puccini en Jimi Hendrix bij elkaar te roepen om een opera te schrijven. Het lijkt een kinderdroom; de helden zijn immers dood en de wens zal nooit in vervulling gaan. Maar in wezen zijn de hoofdpersonen van Slaven van New York nooit volwassen geworden. De mannen hebben nog het meeste weg van vervelende pubers, de vrouwen (met Eleanor voorop) zijn net onzekere tienermeisjes. Een van de mooiste verhalen waarin het thema van het volwassen worden en de daarbij behoren machtsstrijd prachtig wordt uitgebeeld is ‘Wie is aan slag?’ waarin Eleanor door Stash wordt meegenomen naar een partijtje softball onder de Fifty-ninth Street Bridge, bij het licht van de booglampen. Eleanor kan een aardig balletje slaan maar ziet zich tijdens het spel steeds meer weggedrukt door een arrogant achtjarig snotjochie, dat steeds haar plaats wil overnemen. Al is hij jong, Mickey heeft het spel al verduiveld goed door. ‘In een bepaald opzicht is hij net als Stash,’ denkt Eleanor aan het eind van het verhaal. ‘Iemand die rechtstreeks op de dingen afgaat en zich er niet om bekommert of hij misschien als eerste gepakt zal worden. “Jij houdt het tenminste in de gaten,” zeg ik nog eens. “Jep,” zegt Mickey.’ En Eleanor begint hem al wat aardiger te vinden.