Ter zake
Diny Schouten
Een aantal literaire uitgevers ontving dezer dagen een brief van Wim Vogel en Joke Linders-Nouwens, waarin beide literaire recensenten van het Haarlems Dagblad hun dank uitspreken voor jarenlange ‘uiterst plezierige samenwerking’. De aanleiding tot de brief stemt de afzenders droef: een koerswijziging op de kunstredactie van het Haarlems Dagblad heeft gevolgen gehad die voor hen ‘onacceptabel’ zijn. In de visie van hun chef-kunstredactie John Oomkens is, zo laten zij weten, ‘literatuur alleen interessant via korte interviewtjes met schrijvers. Beschouwingen over literatuur langer “dan twee kopijvellen zijn uit den boze. Recensies moesten het karakter krijgen van vooral korte annotaties of signaleringen”. Het nieuwe beleid van Oomkens, die ad interim werd aangesteld wegens het ziekteverlof van de eigenlijke kunstredacteur Hans Rombouts, heeft ertoe geleid dat sinds juni in het geheel geen literatuurrecensies in het Haarlems Dagblad zijn geplaatst. Herhaald aandringen om die kwestie te bespreken leverde volgens Wim Vogel slechts de uitspraak van Oomkens op dat literatuur “zijn laagste prioriteit had, omdat de actualiteitswaarde ervan zo gering is”. Nadat Oomkens een toezegging om gedurende enkele weken in het najaar tenminste één recensie op te nemen niet was nagekomen, gaven beide recensenten het op. Een aangevraagd gesprek met hoofdredacteur Frans Nypels werd hun geweigerd, waarop Vogel en Linders-Nouwens besloten om bij wijze van wanhoopsdaad “deze totale minachting voor de literatuur” te beantwoorden met de opzegging van verdere medewerking aan de krant waaraan zij veertien (Vogel) en zeven (Linders-Nouwens) jaar verbonden waren. Wegens vakantie is John Oomkens onbereikbaar
voor commentaar. Hoofdredacteur Nypels “kent het hele probleem niet” en heeft derhalve “geen commentaar”: “Ik heb tegen ze gezegd dat ik hen zou bellen voor een afspraak als ik met mijn chef-kunstredactie gesproken heb.” Dat voornemen wijzigt hij na het vernemen van de inhoud van de brief: “Die feiten zijn onwaar, en wat onfatsoenlijk om zo'n brief aan uitgevers te schrijven terwijl ik nog van niks weet. Ik ben verbaasd. Na wat ik nu hoor moet ik eerst gaan nadenken, of ik ze wel uitnodig, zegt u dat maar.”
Uitgeverij De Prom in Baarn gaat Peter Handke uitgeven. Niet dat men bij De Prom een commercieel succes verwacht van Handkes meest recente boeken Der Nachmittag eines Schriftstellers en Die Abwesenheit, maar “gelukkig geeft die overweging niet altijd de doorslag bij het uitgeven”. Het betekent dat uitgeverij De Arbeiderspers het met Handke voor gezien houdt. Uitgever Theo Sontrop van De Arbeiderspers zegt het met meer dan acht boeken geprobeerd te hebben: “We maakten er toch geen woeste oplagen van, maar er heeft altijd geld bij gemoeten. Toen wij Handke overnamen van uitgeverij Bruna hebben we óók gedacht: Hun is het niet gelukt, maar ons lukt het wel. Toch leuk dat andere uitgevers het toch niet opgeven.”
In een interview over zijn nieuwste film, Odyssee d'Amour in het Antilliaans-Arubaans-Nederlandse kwartaalblad Plataforma, vertelt cineast Pim de la Parra dat hij zijn verlangen om Dubbelspel van Frank Martinus Arion te verfilmen, heeft opgegeven. De la Parra had de rechten op het boek al betaald aan De Bezige Bij en de financiering “was al voor vier ton rond”. De rest van het geld zou hebben moeten komen van het Produktiefonds van de Nederlandse Film, maar dat stuurde De la Parra “van het kastje naar de muur”. Op een bijeenkomst hoorde De la Parra wat daar de oorzaak van was: een beschonken bestuurslid van het Produktiefonds liet hem weten “dat men niet te gauw weer een film met die zwartjes wilde”. De la Parra zegt geen wrok te koesteren, maar de man juist eeuwig dankbaar te zijn: “Op een bepaalde manier was hij eerlijker dan al die anderen.” Bovendien raakte De la Parra ervan overtuigd dat zijn oorspronkelijk idee om het boek in het Engels te verfilmen, toch niet zo'n goed idee was: een Antilliaanse vriend wist hem te overtuigen dat Dubbelspel in de landstaal verfilmd zou moeten worden. Het plan is niet definitief van de baan: “Men kan nooit weten wat er in de toekomst gebeurt.” De la Parra kan wegens verblijf in India niet aan de tand gevoeld worden over zijn wilde beschuldiging aan het Produktiefonds. Geconfronteerd met het verhaal weet de directeur (sinds drieëneenhalf jaar) daarvan, Jan Blokker, zich niets te herinneren over een aanvraag voor Dubbelspel. “Ik zou denken dat we zijn laatste film Odyssee d'Amour ruim gesubsidieerd hebben, ondanks dat er een ernstig vermoeden was dat er twaalf mensen naar zouden komen kijken. Dat zijn er helaas elf geworden, wat ik
Pim overigens niet gun. Hij is een lieve schat, maar dit klinkt ernstig gestoord.” Het is niet alleen een verzonnen verhaal, het is een schandelijk verhaal.’
pim of la parra
De tranen sprongen in de ogen van uitgever Bert de Groot, directeur van uitgeverij Contact bij het ontvangen van een nota ad f 185,70 die hem namens beeldhouwer Hans Baijens gestuurd werd door de Stichting Beeldrecht. Die rekening werd ingediend wegens de afbeelding van Baijens' Multatuli-standbeeld in een advertentie in Boekblad, een foto die welwillend werd afgestaan door de beeldhouwer zelf. Het verdriet van De Groot wordt duidelijk door de inhoud van die advertentie, waarin De Groots uitgeverij mede namens het Multatuli-Genootschap en samensteller Ivan Wolffers dank zegt aan alle auteurs, producenten, leveranciers en boekhandelaren die belangeloos meewerkten aan het boekje Niets is poëtischer dan de waarheid, waarvan de opbrengst (f 80.000, -) waarschijnlijk de meest substantiële donatie vormde die Baijens standbeeld mogelijk maakte. Het was al pijnlijk dat bij de plechtige onthulling door koningin Beatrix van het standbeeld de uitnodiging aan de medewerkers van uitgeverij Contact niet meer betekende dan het zelf mogen veroveren van een plaatsje tussen de toevallige passanten: de champagne, oppert De Groot, is misschien altijd wel voorbehouden aan ‘geoefende staatsruiveniers’. Baijens' rekening werd door het Multatuli-Genootschap doorgestuurd aan uitgeverij Contact, een handelwijze die De Groot doet verzuchten ‘dat een goede daad zelden onbestraft blijft’. Waar De Groot géén woorden voor heeft is de inmiddels ontvangen aanmaning van de Stichting Beeldrecht, waarin gedreigd wordt met een kort geding. ‘Wat vervelend,’ is het commentaar van Baijens, ‘maar het onderwerp boeit me niet. Het kan zijn dat Beeldrecht de zaak heeft aangekaart, of dat ik een foto heb gestuurd.
Iedere uitgeverij wordt gescreend door Beeldrecht, daar heb ik geen bemoeienis mee.’ De vraag of Baijens die rekening niet heeft willen tegenhouden, wimpelt de beeldhouwer weg: ‘Je kunt niet alles wikken en wegen. Vraagt u het eens bij Beeldrecht.’
Er loopt nog steeds een proces om de naamgeving van Julien Weverberghs uitgeverij ‘H’ in Antwerpen. Toen Weverbergh aan de deur werd gezet bij Elsevier-Manteau, wilde hij zijn nieuwe uitgeverij, ondergebracht bij de Combo-groep, uitgeverij Houtekiet noemen, naar het boek van de beroemdste auteur die met hem bij Manteau vertrok, Gerard Walschap. Elsevier, beschikkend over de oude rechten op Walschaps werk, verbood de naamgeving en zo werd de naam teruggebracht tot de ene voorletter. Weverberghs directeur Wim Hazeu heeft de hoop op een voor hem positieve uitspraak opgegeven. ‘Het wordt nu wel tijd om eens naar een andere naam uit te zien, sinds gebleken is dat “uitgeverij H” vooral voor Vlamingen onuitspreekbaar is.’