Een trouwe makker
‘Vast staat bijvoorbeeld dat men tegenwoordig aardiger voor de dag komt met een warm beschouwinkje over poezen - de poes op de po - dan met zo'n ranzig jaren vijftig-verhaal vol hondetrouw en waakzaamheid en dat men als literator een pijnlijke vergissing zou begaan zich met een hond op de foto te laten zetten. Een hond is voor de literaire fin de siècle net zo gevaarlijk als een pijp of een handgebreide schipperstrui,’ aldus Karel Knip in een verhandeling over het poezeluikje, een maand geleden in NRC Handelsblad. Is het principe van the swing of the pendulum, dat de geschiedenis van politiek en kunst beheerst, soms ook van toepassing op honden- dan wel poezenliefde bij schrijvers en intellectuelen? Een negentiende-eeuwse Engelse eminentie kon best met een hond voor de dag komen, getuige bepaalde verhalen, over Byrons hond die uit sympathie voor Byron gek zou zijn geworden, Carlyles hondje Nero (een klein Cubaans wolbaaltje) dat (volgens sommigen) door zijn omgang met Carlyle tot vertwijfelde zwaarmoedigheid is gedreven en in 1850 een poging tot zelfmoord deed door uit het raam van de bibliotheek te springen. Het beestje haalde het, maar werd tien jaar later door een slagerskar overreden, zo leren wij uit Virginia Woolfs aantekeningen bij haar biografie van Flush, de trouwe makker van de dichteres Elisabeth Barrett Browning en ongetwijfeld het beroemdste hondebeest uit die dagen. De vertaling van deze biografie bij De Bezige Bij door Gerardine Franken (f 27,50) beleeft nu haar tweede druk. Flush was ‘een fokzuivere cocker van de rode variëteit, gekenmerkt door alle uitnemende raspunten van zijn soort’, zoals een matig ronde schedel, lob-oren met kwastjes en ‘kattevoetjes’, beschut door de bevedering van zijn benen. Met andere woorden, een edel dier. Na de eerste maanden van zijn leven doorgebracht te hebben in een
loonarbeidershuisje nabij Reading wordt hij cadeau gedaan aan Elisabeth Barrett, met wie hij vervolgens lief en leed deelt. Net als vele van zijn soortgenoten wordt zijn emotionele opmaak sterk beïnvloed door die van zijn eigenares. Na zijn wilde begin bij Miss Mitford, waar Flush opgetogen deelnam aan velerlei pleziertjes en zijn zoolkussens over 's werelds akkers en heuvels liet draven, wordt Flush een kalme, dromerige hond op het voeteneind van de bedlegerige Miss Barrett, omgeven door borstbeelden van Homerus en Chaucer. Er komt een eind aan zijn rust als hij wordt gekidnapt door gemene kerels in de achterbuurt Whitechapel, die brood zien in de verwende schoothondjes van Victoriaanse dames (in werkelijkheid is hij tot drie keer toe ontvoerd, door Virginia Woolf tot één avontuur samengevat). Flush keert haveloos maar heelhuids terug, maar met de rust is het gedaan. Elisabeth trouwt met Flush' rivaal Robert Browning, en de drie vertrekken naar Italië. Flush hoort nog een paar keer de jachthoorn van Venus schallen, moet meemaken dat zijn bazin verslingerd raakt aan dansende tafels en sterft tenslotte een vredige dood. Wie Flush leest ziet alle aanleiding voor een drastische ommekeer in het dierenliefdegedrag van schrijvers en intellectuelen.
MH