Voorheen de koloniën
Het jaar 1988 wordt het Australië-jaar. De kolonie (want dat was het ooit) bestaat dan tweehonderd jaar en talrijke prestigieuze geschiedwerken staan op stapel. Mooi op tijd is dus het proefschrift van J.H. Elich: Aan de ene kant, aan de andere kant, de emigratie van Nederlanders naar Australië 1946-1986. (Eburon, Delft, f 32,50, zo nodig aan boekhandel ISBN opgeven: nummer 90 708 7968 9.) Elich onderzocht de Nederlandse Australiërs die er één procent van de bevolking uitmaken. Hij vond er een groeiende neiging tot etniciteit en dus afzondering onder de ouderen; er is een flinke groep Indo-Europeanen uit voormalig Indië die een eigen netwerk onderhoudt; verschil in stand in Holland tussen emigranten blijft na langdurig verblijf in Australië nog overeind; de jongste generatie emigranten is rijker en beter opgeleid dan de mensen van voor 1970 waren.
Elichs proefschrift noopt tot nadenken over de vraag waarom er nu geen emigratie op grote schaal plaatsvindt. De condities in Nederland zijn er, net als kort na de oorlog, beroerd genoeg voor. Of niet, op korte termijn althans, als je kunt uitkomen van een uitkering?
Rond 1900 deed ook Amerika aan koloniaal imperialisme. In 1898 veroverde het de Filippijnen op de Spanjaarden, en een periode van bevoogdingspolitiek begon. N.A. Bootsma heeft de geschiedenis van de periode 1898-1942, waarin de Amerikanen de Filippijnen overheersten, beschreven in zijn boek Buren in de koloniale tijd; de Philippijnen onder Amerikaans bewind en de Nederlandse, Indische en Indonesische reacties daarop. Het boek schetst de verovering, de aspiraties van de nationalistische beweging die onafhankelijkheid wilde, de snelle filippinizering van het bestuursapparaat en de indruk die dat op Nederlands-Indië maakte. Zoals te begrijpen, was die indruk niet onverdeeld gunstig, althans wat de Europese elite betreft: de inheemsen werden in de Filippijnen te machtig, vonden ‘wij’. Maar sommige Indonesische nationalisten trokken zich daar natuurlijk aan op.
Amerika ondertussen had vaak meer politieke last dan gemak van zijn bezit: Japan keek met argusogen naar de Amerikaanse aanwezigheid in Zuidoost-Azië. Vandaar dat koloniale Republikeinen en antikoloniale Democraten van tijd tot tijd op puur opportunistische basis probeerden van de Filippijnen af te komen. Daar kwam dan telkens weer iets tussen, zij het niet van Filippijnse kant. Bootsma's boek is een heldere inleiding op de koloniale geschiedenis van de Filippijnen, en precies in de beschrijving van ‘onze’ reacie erop. (Foris Publications, Dordrecht, f 40,-)
De eerste Nederlandse kolonie die meer dan handelspost was, heette Ambon, Nederlanders vestigden zich in de stad en kerstenden, waar mogelijk, de bevolking. Dat is heel bijzonder - later zouden ze dat niet meer herhalen in de andere delen van de archipel.
Ambon was aantrekkelijk vanwege de kruidnagelcultuur. Kruidnagelen waren in Europa veelgevraagd; je dekte er de smerige smaak van halfbedorven vlees mee af. G.J. Knaap onderzocht in zijn proefschrift Kruidnagelen en christenen de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de bevolking van Ambon 1656-1696 wat de koloniale invasie er teweegbracht. De invasie stopte het proces van politieke zelfbestemming, zorgde voor achterstelling van de islamieten, vormde een nieuw staatsverband waarin de Pax Neerlandica heerste, zorgde door oorlog voor blijvende bevolkingsafname, bracht het Nederlandse monopolie op de kruidnagelhandel tot stand en bracht tenslotte een scheiding aan tussen (allochtone) stad en (autochtoon) platteland. Van Knaaps proefschrift, dat onmisbaar is voor de bestudering van het vroege kolonialisme, is nu een handelseditie verschenen (Foris Publications, Dordrecht, f 35,-).
Wie is wie op het terrein van de Indonesië-studies? In een Directory of West European Indonesianists is het te vinden. Deze enorme bundel gegevens (300 blz.) over wat wie aan onderzoek doet en aan publikaties op zijn naam heeft staan, is buitengewoon handig voor onderzoekers en belangstellenden. Adressen en biografische gegevens van de opgenomen onderzoekers completeren het boek. (Foris Publications, f 35,-).
Bali was in de jaren dertig het Ibiza van Azië. Bali moest je gezien hebben. Geoffrey Gorer ging dus gehoorzaam naar Bali, tijdens een reis waarop hij ook Sumatra, Java, Singapore, Saigon en Thailand aandeed. Helaas, hij wist van in ieder geval Nederlands-Indië zo weinig dat zijn herinneringen de moeite van het lezen niet lonen. Met name het hoofdstuk over Bali komt uit de mottenballen, naar de normen van de jaren dertig. In aanleg is Gorer een goed waarnemer, en voldoende cynisch. Maar zonder kennis kom je niet ver. (Bali and Angkor, a 1930s pleasure trip looking at life and death, Oxford Paperbacks, f 28,-)
Veel aardiger is het boek dat Herbert von Saher schreef over een Nederlander, Emanuel Rodenburg, die in 1597 uitvoer op de Oostindiëvaarder de Mauritius en droste op Bali. Von Saher heeft in een helder gepresenteerd overzicht van scheepsjournalen dat van Arnout Lintgens er in het bijzonder uitgehaald. Rodenburg, de ontmoetingen met de Balische vorsten, de onderhandelingen om Rodenburg weer mee terug te krijgen (maar die wilde niet), en de algemene conversaties van Balische vorsten met Hollandse scheepslieden - Von Saher heeft de relevante citaten overgenomen, geannoteerd en er vele onderzoekresultaten bij gevoegd. (Walburg Pers, f 24,50).
Meer algemeen over scheepsjournalen gaat de aardige en nuttige bundel Op weg naar de oost, Ontdekkingsreizen aan het einde van de 16e eeuw met een beetje Vondel en Tollens toe. Marijke Barend stelde hem samen: flinke fragmenten, verhelderend commentaar en instructies voor het gebruik van het boek in de les op de middelbare school maken het tot een uitstekende aanschaf. Het (gestencilde) boek is bovendien goedkoop. (Schriftelijk te bestellen bij: Instituut voor Neerlandistiek, DNL, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam. Prijs: f 5, - plus porto. De acceptgirokaart wordt met het boek meegestuurd.)
Merdeka, de Indonesische revolutie (1945-1950) is voor veel Nederlanders de ingrijpendste periode in hun leven geweest. Er wordt veel op teruggekeken, en over geschreven. In eigen beheer gaf kunstschilder Dane Beerling daarover vijf treffende kleine verhalen van zichzelf uit: als ‘Indo-jongen’ zoals hij schrijft, maakte hij het begin van de Merdeka-periode in Batavia mee. Voor een deel was hij ooggetuige van de bersiap, de geweldgolf waarin zoveel Europeanen, Indisch en Indo-Europees, gruwelijk vermoord werden. (Dane Beerling, postgiro 4580865, Amsterdam. Prijs: f 6,20 inclusief porto. Telefoon: 020-79 28 38)
TESSEL POLLMANN