Giorgione
Op het stofomslag van A Friend from England staat een schilderij van Giorgione afgebeeld, dat een anonieme, korte maar onthullende rol speelt tegen het eind van de roman als Rachel in Venetië is en de Accademia bezoekt: ‘In a deserted room I found the only picture I wanted to see. The woman suckling her child had a heavy face, immanent with meaning, but from which all explanation had been withdrawn. To her right, on the left of the picture, stood the mysterious and elegant knight, intense and remote, his face in shadow. The storm that broke on the scene bound the two together in puzzling complicity. In the background, a banal hill village. In the middle distance, two broken columns.’
De kunsthistorica Brookner verenigt zich hier met de schrijfster en schildert met bijna angstaanjagende buitengesloten distantie en precisie de symbolische inhoud van de roman. Rachels zien van de mysterieuze idylle van Giorgione dient hier als sleutel; het boek nadert zijn ontknoping en het is wel duidelijk dat er meer speelt dan het verhaal van de Livingstones alleen, en dat de figuur van de vertelster, met haar nachtelijke ronddolingen, haar nachtmerries over verdrinken en haar dromen over getrouwd zijn, lang niet zo eenvoudig is als ze in het begin voorwendt.
Maar dat Rachel bijna in het wilde weg projecteert, en zich in haar nood beurtelings met ieder lid van de Livingstone-drieëenheid identificeert, is maar één aspect van de complexiteit onder de bedrieglijke eenvoud van het oppervlak. Als lezer kreeg ik ook steeds sterker het gevoel dat er een soort boosaardigheid in het spel was, het soort kwaad en corruptie dat Henry James op superieure wijze heeft geschilderd en dat in Brookners romans al eerder om de hoek is gekomen. Het is het kwaad van het vacuüm, van de afwezigheid van een centrum dat de persoonlijkheid samenbindt. In A Friend from England komt dat niet alleen tot uiting in het rampzalige verhaal zelf, maar vooral in de onzekerheid waarin je als lezer komt te verkeren als het niet duidelijk wordt tot wie Rachel zich eigenlijk wendt met haar verhaal.
‘De storm’ van Giorgione
A Friend from England is een bekentenis in de vorm van een roman, maar door de kunstige vorm en het gepolijste oppervlak maakt Brookner het bijna onmogelijk om daar eenvoudig en eerlijk op te reageren. Misschien kan dat in dit geval ook niet, misschien is de schaamte uiteindelijk te groot. Ik raak hier op een terrein waar het moeilijk is om een spoor uit te zetten. In een fascinerend interview met John Haffenden uit 1984, dat werd afgenomen voordat Brookner de Booker-McConnell-prijs won met haar Hotel du Lac, vertelde ze zelf dat ze uit een ‘vreselijk gevoel van machteloosheid’ romans was gaan schrijven terwijl ze al een bekend en gewaardeerd kunsthistorica was. De onthullendste mededeling in dat interview is echter dat het schrijven van die boeken haar gevoel van waardeloosheid en eenzaamheid alleen maar erger had gemaakt, en dat de energie en levendigheid waarmee ze eerder haar werk had kunnen doen, nu in een bodemloos gat verdwenen leken. Een gewoon mens zou zeggen dat ze er dus mee had moeten ophouden om ieder jaar een roman te produceren, hoe goed die ook door de kritiek werden ontvangen. Ik beschik niet over de professionele terminologie om mijn gevoel van onbehagen en verontrusting bij het lezen van A Friend from England onder woorden te brengen. Het is uiterst intelligent geschreven, er zit geen haar verkeerd, maar het ligt loodzwaar op de maag - niet alleen omdat Brookner in haar analyse van de eenzaamheid van Rachel wel zeer scherpe messen hanteert en zenuwen raakt die liever ingekapseld willen blijven, maar vooral omdat er uitsluitend woede en pijn in klinkt, en ieder gevoel voor relativiteit of humor ontbreekt. Zo word ik als lezer buitengesloten, en sta ik met mijn sympathie op straat - net als Rachel zelf. Wie wordt er dan eigenlijk beter van zo'n boek? Wie straft wie?
■