Dramatische val
Verrassend genoeg is het de biograaf gelukt nog heel wat gegevens over zijn onderwerp aan het licht te brengen die in eerdere levensbeschrijvingen ontbraken. Niettemin heeft Ellmann voor dit boek uiteraard nauwelijks nog tijdgenoten van Wilde kunnen raadplegen (wel zal hij bij zijn eerdere studies van W.B. Yeats en van Joyce geconfronteerd zijn met zulke tijdgenoten). Veel nieuwe feitjes treden naar voren uit de blijkbaar met mierenvlijt geconsulteerde onderlinge correspondentie tussen leden van Wildes familie, tussen vrienden en kennissen, en verder komt er het een en ander uit documentatie die in andere talen dan de Engelse gepubliceerd is geweest: bijvoorbeeld herinneringen en levensbeschrijvingen van Fransen die nu niet zelden vergeten zijn.
Zo is dit ook de eerste Wilde-biografie waarin gewag wordt gemaakt van een ontmoeting in België met de Nederlandse dichter Jacques Perk, een gebeurtenis waarover eerder nogal meesmuilend werd bericht door Garmt Stuiveling: ‘van top tot teen in het wit gekleed, en zelfs voorzien van een wit-ivoren wandelstok, zag hij (Wilde) er met zijn glad-geschoren, doodsbleek gelaat, diep-liggende ogen en sluik zwart haar zó bizar uit, dat hij de bijnaam kreeg van “le Pierrot”. (...) Voor Jacques moet de ontmoeting met deze volmaakte fat een vreemde beleving zijn geweest’ (Het korte leven van Jacques Perk; Amsterdam 1957; blz. 98-9).
Uit Ellmanns verslag blijkt nu dat Perk zijn buitenlandse vakbroeder in het wit niet allereerst heeft ervaren als een ‘volmaakte fat’ doch als ‘in z'n hart een dichter, die alles haat wat slecht is’. Het is jammer dat een andere connectie die Wilde met de Nederlandse letteren schijnt te hebben verbonden, namelijk een briefwisseling met Louis Couperus, ook bij Ellmann (zélfs bij Ellmann) onvermeld blijft. Dr. H.W. van Tricht berichtte erover in Louis Couperus; Een verkenning (Den Haag 1965): in Wildes gepubliceerde correspondentie vindt men er niets van terug.
Een van de normen waarmee een criticus, of voor mijn part de uitvoerder van een vergelijkend consumentenonderzoek, de talrijke biografieën van Oscar Wilde te lijf zou kunnen gaan, is deze: op welk punt van de levensbeschrijving komt Wildes dramatische val aan de orde? Het gaat dan natuurlijk om zijn veroordeling, in 1895, wegens homoseksuele handelingen. De twee jaren gevangenisstraf met dwangarbeid die hem zijn opgelegd (de maximumstraf voor dit ‘misdrijf’) hebben de schrijver gebroken; tot letterkundig werk is het, op één lange ballade na, niet meer gekomen en drie jaar na zijn vrijlating stierf Wilde in Parijs als een maatschappelijke outcast. Welnu, bij Ellmann komt het drama van 1895 op twee derde van zijn tekst. Bij Montgomery Hyde op de helft van diens relaas: te vroeg, maar Hyde is dan ook jurist en zal zich meer voor ‘het geval’ dan voor de literator hebben geïnteresseerd. Hesketh Pearson, wiens Oscar Wilde, his Life and Wit (1946) achttien hoofdstukken omvat, zag kans het drama te beperken tot zijn laatste drie hoofdstukken. Bij Pearson was Wilde bij wijze van spreken maar heel in het voorbijgaan eventjes zo'n beetje homoseksueel: het was
Vervolg op pagina 4