Tijdschrift
In een voetnoot bij de vertaling van Der Ruitenberg, een romantisch en fantastisch verhaal uit het begin van de negentiende eeuw, vermeldt Anton Haakman hoe hij voor het eerst met deze novelle in aanraking kwam. In de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek vroeg hij dit verhaal van Ludwig Tieck op en hij kreeg een boekje van heel klein formaat ter inzage, dat hij ter plekke las. Op pagina een begon het verhaal als een sprookje over een jonge jager in een eenzaam berglandschap, maar een bladzijde later zal de lezer ineens bij het achtste partijcongres van de USSR, waarvan de sovjetgrondwet en verschillende communistische redevoeringen waren afgedrukt, op de laatste pagina ging het weer over koeien en schapen. Een bizarre kennismaking met deze fraaie, fantastische novelle, die Ingeborg Lesener en Jan Kuijper in De Revisor 1987/4 vertaalden. Het werkelijke verhaal heeft meer kwaliteiten dan dat het uitsluitend als dekmantel zou kunnen dienen. Onmiskenbaar onder de invloed van Novalis schreef Tieck Der Runenberg, waarin Christian de wijde wereld intrekt. In de bergen ontmoet hij het Waldweib, een bovenmenselijk mooie en steenkoude vrouw, de personificatie van de bergen dus, die zijn verdere leven zal blijven beheersen. Het huiselijk geluk dat hij vervolgens in de groene vallei geniet wordt verstoord door zijn heimwee naar deze fonkelende vrouw, zodat hij weer de bergen intrekt. Twee bijdragen aan het Vertaallaboratorium in De Revisor zijn gewijd aan Charles B. Timmer. De slavisten Marc Schreurs en Peter Zeeman proberen in het strijdgewoel rond Timmer een kritische en bewonderende houding aan te nemen. Het zint hen niet dat je in de discussie uitsluitend pro- of contra-Timmer kunt zijn of Timmer zelf. Zij erkennen volledig de belangrijke rol die Timmer heeft gespeeld bij de introductie van de Russische literatuur in Nederland. Een eredoctoraat in de slavistiek zou een waardige kroon zijn op Timmers
werk, vinden zij. Ze zijn op hun wenken bediend. Naar aanleiding van Timmers vertaling van een gedicht van Brodski en een verhaal van Babel geven Schreurs en Zeeman hun zorgvuldig geformuleerde kritiek op diens werkwijze. Vertalen is benaderen, herdichten van het origineel, is het standpunt dat zij met instemming van Timmer overnemen. Dat zich daar dan nogal wat problemen met betrekking tot metrum, ritme en rijm bij kunnen voordoen is bij voorbaat al duidelijk. Zeeman maakte ook zelf een vertaling van het gedicht van Brodski dat aan de orde komt en legt uit dat Timmer hier en daar grammaticale slippertjes maakt, soms wat te ouderwetse woorden gebruikt en over het algemeen ten faveure van het goede begrip nogal wat woorden toevoegt. Een explicatief, bijna schoolmeesterachtig gedrag, dat ook blijkt uit Timmers vertaling van het verhaal van Babel, terwijl deze laatste juist bekendstaat om zijn beknopte formuleringen. Ik krijg de indruk dat Timmer het bijna te goed heeft willen doen, opdat de Nederlandse lezer alles maar zou begrijpen. Uit een nog langer stuk van Marko Fondse over zijn door Timmer gekritiseerde vertaling van Lermontov blijkt dat het werk en het oordeel van Timmer toch, ondanks de kritische speldeprikken, van groot belang blijven in de slavistiek.
EVA COSSEE