Anatomische controle
Mooie passages ook worden aan het korset gewijd. Opgekomen eind negentiende eeuw, in dat ‘tijdperk van insnoering en verlamming’, wordt het korset het skelet van het vrouwelijk lichaam, dat zelfs ‘gehavende planken’ weet om te vormen tot een juist gebolde en ingestulpte lichaamslijn.
Gepantserd in hun korsetten vormen vrouwen een zwakke maar toch onneembare vesting, die zich volgens Perrot meer begeerd zien ‘naarmate ze meer obstakels opwerpen voor haar verovering.’ Perrots eigen genotsopvattingen komen hier onverhuld naar voren. Hij ziet de geleidelijke ontbloting van het lichaam met lede ogen aan; dit leidt zijns inziens slechts tot een inflatie van het naakt, tot een verschrompeling van het verlangen. ‘Het oprukken van het naakt betekent (...) een nederlaag van de seks, van het imaginaire en symbolische.’ Niets is opwindender in Perrots visie dan de voorzichtige ontbloting van een kuit of de glimp van een enkel. Zijn moralisme stoelt tenminste wel op een onconventioneel argument: hij is niet tegen de geleidelijke ontbloting van het lichaam vanwege de grote verleidingen van het getoonde naakt, maar juist vanwege het feit dat dit te weinig verleidingen meer biedt.
Maar afgezien van de banalisering van het ontblote lichaam wijst Perrot op een andere aspect van de eigentijdse ontwikkelingen, en dat zijn de strikte eisen aan maat en gewicht die onder het mom van toenemende bevrijding steeds strenger en dwingender gesteld worden.
‘Er goed uitzien’ is, aldus Perrot, een zware plicht geworden, ‘die vermomd wordt als een recht op een gevoel van welbehagen, en dit laatste impliceert schoonheid, jeugdigheid en gezondheid (...). Hoe meer het lichaam voor het oog van de buitenwereld wordt ontbloot (...) des te meer wordt het maatschappelijk gecultiveerd met behulp van crèmes, diëten, lichaamsoefeningen en zelfs chirurgische ingrepen.’ De huid wordt doordrenkt met vitamines, bijeengetrokken of opgeblazen, ingesneden, gladgetrokken, schoongemaakt, onthaard, bevochtigd, verstrakt, verstevigd, versoepeld, verzacht, vlak en glad gemaakt en gebruind: pas in haar moeizaam tot stand gebrachte perfectie is de huid toonbaar, want dan kan ze aan haar naaktheid ontkomen, omdat ze in haar ideale aanzien een nieuw kledingstuk wordt, zonder vouwen of naden, zonder scheuren of plooien, zonder versleten plekken.’
Deze vergroting van de ‘anatomische controle, de hygiënische waakzaamheid en de kosmetische surveillance’, zoals Perrot deze ontwikkeling mooi typeert, bschouwt hij alles een verinnerlijking van de dwang die in eerder tijden meer van buiten werd opgelegd. Of dat laatste waar is weet ik niet - in alle door Perrot beschreven tijden werden de voorschriften op het gebied van lichaamsvormen en mode verinnerlijkt en als dwingend ideaal ervaren -, maar zijn conclusie dat er in deze bevrijde tijd van een verdwijning van dwang geen sprake is lijkt me volkomen terecht. Al ervaar ik zelf liever de psychische dwang van het juiste gewicht dan de fysieke beklemming van het ijzeren korset.
■