Humeuren & temperamenten
Hallucinatie
Gerrit Komrij
P. Hermanides
De hele ochtend leek er niets aan de hand. Ik deed gewoon mijn werk, las wat, ijsbeerde eens. Zolang ik werkte had ik mijn gedachten erbij, en als ik ijsbeerde mijmerde ik over onschuldige wissewasjes, net als elke andere ochtend. Niets duidde erop dat me iets bijzonders was overkomen. Alles kabbelde voort. De ochtend verliep routineus.
Tijdens het middageten, zomaar tussen sla en biefstuk door, schoot me een nogal benauwende situatie te binnen die ik pas had meegemaakt. Ik was met die-en-die op dat-en-dat eiland en we werden... Pas toen realiseerde ik me dat het een droom was geweest, want ik had die-en-die al sinds eeuwen niet gezien en had ook al ik weet niet hoe lang geen eiland meer bezocht. Toch stond de hele situatie mij haarscherp voor ogen. Ik begreep dat ik die droom diezelfde nacht nog moest hebben gehad.
Onmiddellijk daarna volgde een ander beeld. Met andere mensen uit mijn verleden. Ik begon in een soort hypnose te raken, gefixeerd door de taferelen die elkaar nu in snel tempo opvolgden. Buitelend van hel een naar het ander liet ik me op sleeptouw nemen. Het was een nacht met veel, veel dromen geweest en ik zat er weer midden in. Ze bestormden me. Ik hoefde maar aan een plek te denken of de droom die zich daar had afgespeeld dook op. Ik hoefde maar een oude kennis te verzinnen of ik had er iets mee beleefd.
Ik keek terug in een eindeloze nacht. De omgeving in de eetkamer kwam me onwerkelijk voor - er zweefde een dekschaal boven een doorschijnende tafel - en mijn verleden leek van korte duur. Er was alleen maar die niet aflatende vloed van dromen. Alle sluizen braken open. Ik probeerde aan iets te denken wat ik onmogelijk kon hebben gedroomd: Het bleek niet aan die allesomvattende nacht te zijn ontsnapt. Ik had alles gedroomd. Elk huis, elke kamer waarin ik gedurende mijn leven was geweest had ik ook vannacht weer betreden. Ik kon geen ruimte uit mijn geheugen opdelven of meteen had ik het gevoel dat ik er pas nog had verkeerd. Alle mensen die ik ooit had ontmoet was ik opnieuw tegengekomen. Alle. Elke dag, elke minuut, elke seconde van mijn bestaan lag in de laatste nacht samengebald. Het was een nacht geweest die een leven duurde. Iedereen heeft wel een of meer dromen die telkens terugkeren. Ook die terugkerende dromen had ik vannacht gedroomd, allemaal bij elkaar, het verzamelde werk. Met mijn laatste restje wanhopig overeind krabbelend bewustzijn dacht ik aan een droom die ik jaren geleden eens had opgeschreven. Hij w as er ook nu weer bij geweest. Alles was opnieuw even duidelijk, even vers. Geen droom of ik had hem opnieuw gedroomd. Het was een nacht geweest die meerdere levens had geduurd.
De gedroomde dromen stonden op voet van gelijkheid met de nieuwe dromen. Ik kreeg sterk het gevoel, er was haast geen twijfel mogelijk, dat er bij die laatste heel wat bij waren die ik nog zou moeten dromen, ik was in een put gevallen van verleden en toekomst. Alles wat mogelijk was had zich voorgedaan.
Het was meer dan ik kon bevatten. Mijn hoofd gloeide of het elk moment kon exploderen. Dit was te gruwelijk om waar te zijn: je niets te kunnen herinneren, hoe schimmig ook, of het had je vannacht in levende lijve bezocht, in gezelschap van alles wat je definitief vergeten leek te zijn. Geen van de avonturen, vriendschappen of minutieuze interieurschilderingen die nu opnieuw door mijn hoofd schoten kon langer dan een fractie van een milliseconde hebben geduurd. En hoeveel tijd neemt de toekomst in beslag?
Alsof het nog niet genoeg was herinnerde ik me plotseling dat vannacht ook deze droom, de droom waarin ik alles droomde, deel had uitgemaakt van het pakket.
Ik ben de hele verder dag wat afwezig geweest, om het zacht uit te drukken. Traag ebt zoiets maar weg, en je bent een ander mens daarna.