Brieven
Bruce Chatwin
Het lezen van Mariëtte Havemans bespreking van Bruce Chatwins The Songlines ging met enige ergernis gepaard: met name omdat zij zichzelf zo duidelijk de opdracht stelt een tegendraadse recensie te schrijven, niet in de laatste plaats omdat de angelsaksische recensenten zich zo onverdeeld enthousiast over het boek hebben uitgelaten. Het concept ‘ideeënroman’ wordt m.i. door haar op de verkeerde wijze ingevuld; een idee hoeft niet per se ‘juist’ of ‘correct’ of ‘statistisch meetbaar’ te zijn om er een kunstwerk, i.c. een roman aan op te hangen: natuurlijke bomen zijn niet blauw en niet opgebouwd uit halve maantjes of vierkantjes. Er is een heel aardig schilderij van ene Mondriaan uit de vroege twintigste eeuw, waarop op deze wijze een boom is afgebeeld. Prachtig schilderij, minstens 4 miljoen waard. In een kunstuiting transcendeert de ‘waarheid’ de ‘juistheid’. Mariëtte Haveman valt Chatwin erop aan dat hij verkondigt dat de mens een trekkersinstinct heeft, terwijl zij wel 100 mensen kent die veel liever thuis zitten. Er is een parallel voorbeeld: niemand (bijna niemand) zal bestrijden dat er zoiets is als een menselijke voortplantingsdrift, ook al in verband met de instandhouding van de menselijke soort en zo. Dat wil niet zeggen dat daar ook per se alle individuen aan meedoen, mee willen doen, of mee kunnen doen. Men denke aan zulke uiteenlopende voorbeelden als kardinaal Simonis, Jos Brink en koning Boudewijn en koningin Fabiola. Ook in deze ziet men tegenstrijdige gedragspatronen. Chatwin, en dat geeft hij op sommige plaatsen ook toe, speculeert, een hele legitieme manier om aan ideeën te komen. Het trekkersinstinct waarvan hij gewag maakt functioneert bij hemzelf uitstekend, zoals bleek uit de andere drie boeken die ik na The Songlines las, omdat ik er, inderdaad, van onder de
indruk was, maar... Chatwin ontkent het bestaan van het instinct van honkvastheid niet; met name in On the Black Hill geeft hij een indringend beeld van mensen die nooit van hun geboorteplaats zijn geweken: men kan Chatwin dus niet verwijten dat hij de andere kant van de zaak niet bekeken heeft. Een aardig argument vóór Chatwins speculatie is, dat het merendeel van de Nederlanders tijdens hun drie of vier weken vakantie per jaar beslist niet lekker thuis gaan zitten: ofwel met de kano door Alaska, ofwel naar Torremolinos, of op zijn minst een dagje of wat naar de Flevohof, Valkenburg en de Efteling, als de financiële middelen het althans toelaten, en de infrastructuur. Want dat zal wel de belangrijkste oorzaak zijn van de ogenschijnlijke rust van de Afrikanen. Wat rijkere Nigerianen zitten al gauw op een boot van Dover naar Oostende, naar blijkt.
Één citaat heb ik node gemist in het boek van Chatwin en bij lezing ervan spookte het mij voortdurend door het hoofd. Een van onze grootste schrijvers beschrijft een situatie waarin een zoon op het punt staat het ouderlijk huis voor een avond te verlaten. Zijn moeder informeert waar hij heen gaat en dan antwoordt Frits van Egters dat men soms niet weg gaat, omdat men ergens heen moet, maar omdat men ergens vandáán moet.
Utrecht
Gerrit van Aken
Naschrift Mariëtte Haveman
Mijn kritische artikel over Bruce Chatwins The Songlines was niet gemotiveerd door het enthousiasme van de angelsaksische recensenten, maar in de eerste plaats door het boek zelf. Daarbij werd ik getroffen door de totale onverschilligheid die de geciteerde recensenten aan de dag legden, door het boek met de bezem der clichés bij de meesterwerken te vegen. Van Akens reactie op mijn artikel typeert een houding die veel mensen (al dan niet recensenten) tegenover ‘ideeënromans’ lijken te hebben. Onder de indruk van het feit dat het hier gaat om een roman - kunstwerk dus - wordt de inhoud van het idee bij voorbaat op een hoger plan geschoven, zodat gewone stervelingen er niet meer bij kunnen. Terwijl het in dit geval gaat om een boek waarin, nog extra blijkens een interview met de schrijver, verregaande uitspraken over gewone stervelingen worden gedaan. Ik vraag me af wat volgens G. van Aken ‘de waarheid’ is die in dit geval ‘de juistheid’ transcendeert. De waarheid die hij zelf poneert, dat sommige mensen een trekkersinstinct hebben en andere niet? Maar dat is nu net niet wat Bruce Chatwin in dit boek schrijft. Zijn stelling in dit boek is geen aanvulling op, maar strijdig met wat hij in eerdere boeken heeft geschreven. Het minste wat je van willekeurig welke roman mag verwachten is dat de daarin verwerkte denkbeelden, althans voor de duur van het boek, geloofwaardig zijn. Mijn kritiek op The Songlines was niet gericht op de hypothese over de oorsprong van de mens, laat staan op het ‘speculatieve’, maar op de weinig overtuigende uitwerking van het idee. Dat is op zichzelf een puur literair criterium, terwijl Chatwin in feite nog verder gaat dan alleen maar ‘een roman’ te schrijven.