Utilitarisme
In deze bundel komt een aantal andere economen aan het woord die helemaal niet meer onder de NPE zijn te brengen. Lester Thurow is bekend geworden door zijn stelling dat de arbeidsmarkt zich volstrekt niet als een gewone markt gedraagt. Hij heeft enkele goedverkochte boeken gemaakt die hem de op jaloezie berustende bijnaam van Less Thorough hebben bezorgd. Van Amartya Sen geldt precies het omgekeerde: hij is een van de knapste economen ter wereld, en tegelijk een van de meest bewogen theoretici van de armoede (hij komt niet voor niets uit India). Sen heeft zich inderdaad beziggehouden met de vertaling van individuele voorkeuren in collectieve beslissingen, maar zijn conclusie is dat die vertaling logisch zelden mogelijk is. Onmogelijkheid is een van zijn typische thema's. Gert de Bruin schreef een helder opstel over deze enigszins duistere geleerde, een verrijking van deze bundel, maar met Buchanan heeft Sen niets te maken. En John Rawls, de filosoof van de rechtvaardigheid, hoort evenmin bij de club. Percy Lehning, de Nederlandse Rawls-kenner bij uitstek, laat al meteen zien dat zijn favoriete filosoof niets moet hebben van het utilitarisme en dat is nu juist een van de pijlers van de NPE.
Deze recensie laat, hoop ik, uitkomen dat Politieke economie veel informatie bevat, heel geschikt voor lezers die zich afvragen waar sommige economen zich nu weer mee ophouden. Je kunt over Public Choice en NPE smakelijk discussiëren. Mijn bezwaar is dat dit in deze artikelen onvoldoende gebeurt. Er wordt weinig weerwerk geboden. Zeker, het werk van de socioloog Harold Wilensky wordt besproken, en dat staat haaks op de NPE; hij bekijkt immers de instituties van de verzorgingsstaat door een macro-bril, maar Wilensky's benadering wordt niet echt geconfronteerd met de NPE.
De lezer heeft al begrepen dat ik niet tot de echte vrienden van deze school mag worden gerekend. Want ik vind die nadruk op het eigenbelang net iets te nadrukkelijk en te triomfantelijk. Het spreekt vanzelf dat er pressiegroepen optreden die belangen vertegenwoordigen. Iedereen weet dat de minister van Landbouw opkomt voor de landbouwbelangen. Ja, maar tegenover de landbouw vertegenwoordigt hij toch weer het ‘algemene belang’ van de belastingbetaler die de landbouwoverschotten moet financieren. De chef van de afdeling rioleringen ziet het hele stedelijke gebeuren in het licht van het rioolwezen, en terecht, daar wordt die ambtenaar voor betaald. Andere functionarissen geven financiële tegendruk, en daar zijn zij dan weer voor ingehuurd. Dat ‘eigenbelang’ is niets nieuws, en de NPE heeft op dit punt geen interessante ontdekking gedaan.
Erger is, dat de NPE-school de mist in gaat zodra men het politieke gedrag van kiezers en politici wil verklaren met uitsluiting van de ideologie. De burgers en hun vertegenwoordigers worden ook nog eens een keer gemotiveerd door hun opvattingen over de beschaafde samenleving. De verzorgingsstaat, en daar gaat het toch meestal over, is tot stand gebracht door ideologische motieven, al valt het natuurlijk niet te ontkennen dat de kiezers ook weleens zullen denken aan de mogelijkheid dat ze zelf ziek en werkloos kunnen worden, en al staat het als een paal boven water dat de welzijnsstichtingen en de welzijnskoepels een formidabele druk uitoefenen in het politieke proces. Maar iemands politieke beslissingen worden altijd beïnvloed door een conceptie van de maatschappij, door noties van rechtvaardigheid, door meningen over de effectiviteit van het beleid. De Keynesiaanse politiek wordt aangeprezen op gronden die zijn ontleend aan het ‘algemeen belang’ en precies datzelfde geldt voor de conservatieve aanbevelingen over de begroting die de NPE ons met gulle hand verstrekt. Wie de politieke beeldvorming probeert weg te moffelen uit de verklaring van de politiek en overal een individuele kosten-batenanalyse aan het werk ziet, die snapt er geen barst van. Met de groeten van Jim Buchanan, die zich weleens mag afvragen wat voor type eigenbelang hij zelf nou eigenlijk najaagt.
■