Hogerop
In de onvolprezen serie Strindberg-vertalingen van Meulenhoff verscheen na De Rode Kamer, De Gotische Kamers, Zwarte Vaandels, Het occulte dagboek, Eenzaam, Aan open zee, De paria nu Skärkarlsliv in het Nederlands van Karst Woudstra onder de titel De romantische koster van Rånö. Welke Zweedse tekst Woudstra heeft gebruikt vermeldt hij in zijn vertaling niet, maar de eerste druk van Strindbergs verhalenbundel kan het niet zijn, want daarin is ‘Het zilverven’ (als laatste in de vertaling opgenomen) niet te vinden. Het past echter bij de andere beschrijvingen van mannen van de scheren, het is een aardig verhaal, en hoe meer van Strindberg vertaald wordt hoe beter.
De romantische koster van Rånö bevat elf stukken. Een aantal daarvan lijkt te beantwoorden aan Strindbergs eerste plannen. ‘Dominees eland’ bijvoorbeeld is een weinig bevlogen geschiedenis over hoe een dorpspastoor een eland uit zijn bos zo duur mogelijk probeert te verkopen aan de koning. Hij wordt met een goedkoop cadeau afgescheept: ‘zo kan het gaan als je probeert mensen van stand te slim af te zijn.’ Het verhaal ‘Meisjesliefde’ heeft iets van hetzelfde thema: de plaatselijke schoonheid Mari probeert in eerste instantie een rijke boerenzoon aan de haak te slaan, laat zich dan inpalmen door de kunstschilder Axel, verhuist naar de grote stad, maar daar heeft Axel geen belangstelling meer voor haar. Ze heeft te hoog gegrepen, ze is dom geweest. En ‘De kleermaker geeft een bal’ is evenmin een hoogtepunt onder Strindbergs verhalen. Na het bal ontwaakt de mismaakte kleermaker uit een vroeg op het feest begonnen dronkemansslaap en ziet zijn zorgvuldig opgekweekte moestuin volledig vernield door de feestgangers achtergelaten. Hij troost zich met de gedachte dat ze het toch in ieder geval naar hun zin hebben gehad.
‘De geloftegift’ (hoe een miraculeuze zeehondenvangst tot een bescheiden geschenk aan de kerk leidt) en ‘Hoe Höjer eigen baas werd op de boerderij’ (ook deze stap omhoog op de maatschappelijke ladder mislukt), ‘Bijgeloof’ (hoe op basis van bijgeloof een jongeman een ware terreur uitoefent die op basis van datzelfde bijgeloof ook wordt beëindigd) en ‘Mijn zomerpredikant’ (over de kreukbare kanten van een onkreukbaar dominee): al deze verhalen maken duidelijk dat Strindberg met zijn mogelijkheden in Skärkarlsliv niet het onderste uit de kan heeft gehaald.
Dat neemt niet weg dat óók genoemde verhalen nog altijd zeer de moeite waard zijn. De woede van de kleermaker bij de aanblik van zijn moestuin na het feest zal me nog lang bijblijven: ‘Zijn lach stierf weg en een nieuwe aanval van razernij zette het kleine, onooglijke mannetje in een schokkende beweging naar de bedden aan de andere kant van het pad. “God vergeve mijn zonden, maar als je het mij vraagt hebben ze liggen neuken tussen de erwten! Kijk maar! Kijk maar! - Een ramp is het!”’ En de streek die ‘eigen baas’ Höjer door zijn pachter wordt geleverd evenmin. De pachter vraagt om een paar schopstelen in het bos te mogen kappen. Höjer vindt dat ‘vanzelfsprekend’, als er maar voorzichtig wordt gekapt: ‘De pachter nam de beide knechten mee en hakte alle espen op het eiland om, waarna hij ze liet zagen en... in stukken liet hakken. Höjer hoorde wel dat het een lawaai van jewelste was in het bos, maar hij gunde zich niet de tijd om te gaan kijken wat er aan de hand was. Dat werd hem echter maar al te duidelijk toen de mensen thuiskwamen met vracht na vracht espestokken.’
August Strindberg, tekening van Carl Larsson, 1899
Tijdens de lezing van de kopij van Skärkalsliv moet uitgever Bonnier de wenkbrauwen meer dan een keer hebben gefronsd. De geciteerde uitroepen van de kleermaker bij de aanblik van zijn erwtenbed moeten hem bezorgd hebben gemaakt over de inhoud van de rest van de verhalen. En een verhaal als ‘Een misdadiger’ gaat in wezen over wat hij zelf als ‘dat in alle opzichten storende conflict over de wederzijdse verhouding tussen de seksen’ had omschreven. In dit verhaal heeft de douanebeambte Andreas Ek zijn vrouw doodgeslagen. Hij heeft zich onmiddellijk na de daad bij de politie aangegeven, bekent schuld maar heeft geen haar spijt: als hij de kans kreeg zou hij het weer doen. De rechter onderzoekt deze zaak aan de hand van de moderne rechts- en medische wetenschap. De schedel van Ek wordt opgemeten en getoetst aan de theorieën van Lombroso. Ek blijkt echter niet tot het criminele type te behoren. Maar zijn schuld staat vast en hij wordt na een modelproces tot levenslang veroordeeld. Als de juryleden nog wat napraten haalt een van hen een foto van de vermoorde vrouw te voorschijn: ‘Toch merkwaardig, wat mij opvalt als ik deze foto bekijk en denk aan wat die arts schreef over wat hij het uitgesproken misdadigerstype noemde: de wanstaltig kleine schedel, de scheelheid, het gebrek aan symmetrie, de oren te groot en afstaand.’ De vrouw was het criminele type, en Ek is, net als overigens de ritmeester in Strindbergs toneelstuk Fadren (De Vader, 1887), het eigenlijke slachtoffer. Hij wordt eerst door zijn vrouw tot het uiterste getergd en als hij dan de hand tegen haar opheft is het met hem gedaan. Uitgever Bonnier kon ondertussen opgelucht verder lezen: het ‘seksen-conflict’ blijft bij alle beschrijvingen van de rechtsgang en (bijgelovige) gewoonten van het eiland op de achtergrond.
Het titelverhaal neemt in De romantische koster van Rånö een afzonderlijke plaats in. Achteraf schreef Strindberg: ‘Het was bedoeld als een triviale tekening van een oninteressant organistenindividu, maar het is veel meer geworden.’ Oorspronkelijk was het verhaal niet eens in de scheren gesitueerd maar in de buurt van het zuidelijk van Stockholm gelegen Nyköping. En er is tijdens het schrijven meer veranderd. In eerste instantie had Strindberg de koster-organist als een kinderlijke fantast gedacht, hij noemde hem wellicht vandaar ‘oninteressant’. Maar toen het verhaal gaandeweg in de scheren terecht kwam en Strindberg het besluit had genomen het in Skärkalsliv op te nemen, kreeg het in deze nieuwe context rauwere kanten. Zo duikt in het zevende hoofdstukje plotseling een verleden op met een vermoorde moeder. De neiging van de hoofdpersoon in fantasieën te vluchten heeft hiermee psychologisch reliëf gekregen. Strindberg moet zich al schrijvende in deze Alrik Lundstedt zijn gaan herkennen en bij sommige passages is het alsof hij over zichzelf schrijft: ‘Toen de kleine gebeurtenisen van zijn eentonig leventje hem niet snel genoeg van materiaal voorzagen, fantaseerde hij gebeurtenissen bijeen, massa's indrukken, een opeenhoping van bedenksels, drogbeelden en hallucinaties (...) Daardoor was er bij Alrik een soort drift ontstaan om het werkelijke en onwerkelijke te vermengen, deed hij alles om zichzelf te kunnen bedriegen, om niet in aanraking te komen met de werkelijkheid.’ Tijdens de lezing van ‘De romantische koster van Rånö’ merk je de veranderde plannen van de schrijver met het verhaal, en hier en daar wringt het een beetje. In alle onevenwichtigheid is het desondanks een prachtig verhaal, met passages waar ik 's nachts van wakker lig.
In alle onvolkomenheden van de verhalen in De romantische koster van Rånö is Strindberg me opnieuw dierbaarder geworden. Het is zoals een multatuliaan ooit aan zijn meester schreef: ‘Multatuli, ik heb U te liever om Uw dwalingen.’
■