VN Vrij Nederland
Boekenbijlage
22 augustus 1987 - nummer 34
Een machine van familiezucht, geld en organisatietalent
Doris Kearns Goodwins hagiografie van de Fitzgeralds en de Kennedy's
The Fitzgeralds and the Kennedy's An American Saga door Doris Kearns Goodwin Uitgever: Weidenfeld and Nicolson, 992 p., f 65,70
Maarten van Rossem
Doris Kearns Goodwin, voormalig hoogleraar politieke en historische wetenschappen in Harvard, beschreef de geschiedenis van drie generaties van de ambitieuze ‘Kennedy-dynastie’, vanaf de geboorte in 1863 van John Francis Fitzgerald, die de Iers-katholieke familie uit de anonimiteit van de Bostonse slums tilde, tot de eedaflegging in 1961 van John Fitzgerald Kennedy als president van de Verenigde Staten. The Fitzgeralds and the Kennedy's wordt besproken door Maarten van Rossem, als Amerika-specialist verbonden aan het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit van Utrecht.
In 1845 en de vier daaropvolgende jaren mislukte de aardappeloogst in Ierland. Honderdduizenden Ieren stierven van de honger. Een kwart van alle Ieren emigreerde volkomen berooid naar de Verenigde Staten. Daar bleven zij vrijwel zonder uitzondering even berooid als zij aangekomen waren. De Ieren waren weinig succesvolle immigranten, ze pasten zich traag en moeizaam aan hun nieuwe vaderland aan.
De geleidelijke integratie van de Europese immigranten, en in het bijzonder die van de Ierse immigranten, in de Amerikaanse samenleving, is het centrale thema van het boek van Doris Kearns. Zij beschrijft die intregratie aan de hand van de geschiedenis van twee Ierse families die zich in de vroege jaren vijftig van de vorige eeuw in Boston vestigden; de familie Fitzgerald en de familie Kennedy. De integratie werd in november 1960 voltooid met de verkiezing van de achterkleinzoon van Thomas Fitzgerald en Patrick Kennedy tot president van de Verenigde Staten.
Welbeschouwd is de geschiedenis van deze beide families in het geheel niet representatief voor het treurige lot van de meeste Ierse immigranten. Thomas Fitzgerald had acht jaar na zijn aankomst in Boston al zo veel verdiend als straatventer, dat hij in staat was samen met zijn broer een kleine kruidenierszaak annex drankhandel te kopen. Omdat vrijwel alle Ierse mannen aan de drank waren, ging het deze zaak zodanig voor de wind dat de familie Fitzgerald een betrekkelijk comfortabel leven kon leiden. Het was de vierde zoon van Thomas, John Francis Fitzgerald, die de familie bevrijdde uit de volstrekte anonimiteit van Bostons Ierse achterbuurten. Ondanks zijn aanvankelijk wankelijke gezondheid was John Francis een vrolijke, charmante doorzetter. Nadat hij zich al op zeer jeugdige leeftijd had ontwikkeld tot de meest succesvolle krantenjongen van de stad, besloot hij direct na het overlijden van zijn vader tot een politieke carrière.
Omdat de officiële Amerikaanse overheid niets deed om het akelige bestaan van de immigranten enigszins te verzachten, bouwden alle Europese immigranten eigen politieke organisaties op die konden zorgen voor een minimum aan politieke macht en sociale zorg. Deze organisaties, machines geheten, voerden een simpel maar effectief voor-wat-hoort-wat-beleid. In ruil voor de stemmen van de immigranten zorgden de machines voor kleine leningen, drankvergunningen, baantjes bij de gemeente en een fatsoenlijke begrafenis voor diegenen die dat zelf niet konden betalen. De belangrijkste figuren in de machine waren de ward-bosses, de politieke bazen van de verschillende wijken van de stad. Bij zo'n ward-boss ging de jonge John Fitzgerald in de leer. Hij bleek in alle opzichten geknipt voor zijn nieuwe werkkring, hij was precies wat een goede ward-boss moest zijn: een merkwaardige combinatie van behendig politicus en sociaal werker.
Joseph Jr., Joseph P. Kennedy Sr. en John in Palm Beach, 1931
Toen zijn mentor plotseling overleed, wist Fitzgerald hem zonder veel moeite op te volgen, hoewel de machthebbers van de machine hem eigenlijk nog te jong vonden om ward-boss te worden. De meeste ward-bosses in Boston waren al wat oudere exploitanten van dranklokalen die niet meer ambieerden dan de vrijwel absolute machtsuitoefening in hun eigen wijk. Zo niet John Fitzgerald, die had grootse plannen. Nadat hij zijn macht in zijn eigen ward geconsolideerd had, besloot hij zich in het enige Democratische district van de staat Massachusetts, dat in Boston gesitueerd was, kandidaat te stellen voor het Huis van Afgevaardigden in Washington. Na een langdurige en gecompliceerde politieke strijd werd de boy candidate op 6 november 1894 gekozen, 31 jaar oud. Toch lagen Fitzgeralds werkelijke politieke ambities niet op het nationale politieke niveau, hij was een lokale politicus in hart en nieren, die niet buiten het dagelijkse contact met zijn kiezers kon. Zijn grote wens was burgemeester van Boston te worden. Vandaar dat hij na drie termijnen in Washington naar Boston terugkeerde om voorbereidingen te treffen voor zijn campagne voor het burgemeesterschap. Pas in het najaar van 1905 kreeg hij de kans waar hij al jaren op loerde. Op 1 januari 1906 trad hij aan als burgemeester van Boston, de eerste immigrantenzoon die het zo ver had gebracht.
Fitzgerald was aanvankelijk bijzonder populair, zijn dadendrang leek geen grenzen te kennen. Omdat hij echter een typische machine-politicus was, raakte hij al na een jaar in de grootste politieke problemen. Tijdens zijn succesvolle campagne had hij alles aan iedereen beloofd in ruil voor politieke steun. Eenmaal gekozen moest hij die beloften nakomen, dat was de praktische erecode van de machine. Zijn trawanten wilden nu voordelige contracten van de gemeente en aantrekkelijke sinecures in het gemeentelijke apparaat. Zo benoemde hij bijvoorbeeld een met hem sympathiserende kroegbaas tot voorzitter van de Board of Health. De verontwaardiging over deze corrupte praktijken was zo groot dat Fitzgerald in het najaar van 1907 niet herkozen werd. Twee jaar later wist hij, ondanks de schandalen, met de steun van de machine toch weer terug te komen.
Hij was nog vier jaar burgemeester en dacht er serieus over zich daarna te laten kiezen als de eerste Democratische senator van de staat Massachusetts. Maar het was plotseling afgelopen met zijn zo veelbelovende politieke carrière. Hij raakte verstrikt in de langlopende rechtszaken die naar aanleiding van de corruptie in zijn eerste termijn werden gevoerd en verspeelde zo zijn politieke krediet bij de machine. Fitzgerald deed nog diverse pogingen om weer terug te keren op het politieke toneel, maar zijn rol in Boston bleek definitief uitgespeeld. Hij was toch, al kan dat in Kearns' heldenepos niet met zoveel woorden worden toegegeven, een lichtgewicht, een charmante man die meer geïnteresseerd was in de vrolijke nevenaspecten van zijn functie dan in de harde praktijk van het stadsbestuur.