Ter zake
Diny Schouten
Het honderjarig bestaan van theater Carré wordt gevierd met de uitgave van een rijk geïllustreerd boekwerk Honderd jaar amusement. De uitgave verscheen bij de Staatsuitgeverij, die met een bedrag van f 30,000.- ook als sponsor optrad. De winkelprijs kon daardoor bescheiden zijn: f 49,90. Dat de prijs van het boek ook zo laag gehouden kon worden doordat over de vierhonderd opgenomen foto's geen auteursrechten werden betaald, bleek pas na een heftig protest van de Fotografenfederatie. Die werd gealarmeerd toen de foto's uit het boek al op de tentoonstelling ‘Honderd jaar amusement’ in het Amsterdamse theater Carré hingen, en het boek al bij de drukker was. Op de dag van de opening van de tentoonstelling ontvingen de betrokken fotografen een brief van het Nederlands Theater Instituut, met het verzoek om alsnog toestemming te verlenen voor het gebruik van de foto's, en daarbij - om wille van de goede zaak - af te zien van een honorarium. De federatie dreigde met een kort geding, waarop het Nederlands Theater Instituut nu in een nieuwe brief aan alle nog levende beroepsfotografen van wie foto's zijn gebruikt verzoekt een factuur te sturen, met de belofte van prompte betaling daarvan. Het oorspronkelijke voorstel van adjunct-directeur Donald Bleijleve van het Nederlands Theater Instituut om alleen de bij de federatie aangesloten leden aan te schrijven, werd door voorzitter Arie Nijhoff verontwaardigd van de hand gewezen: ‘Bleijleve stuurde ons een beetje zielige brief met het excuus dat ze weinig geld en weinig tijd hadden gehad, maar dat is geen argument. Als ik geen geld heb kan ik ook niet alle dingen doen die ik graag zou willen doen.’ Donald Bleijleve erkent dat de fotografen te laat op de hoogte zijn
gesteld van de uitgave. ‘Dat kwam omdat we pas in een heel laat stadium beslissingen konden nemen over de definitieve opname van werk van fotografen. We hebben in onze oorspronkelijke brief erop gewezen dat een heleboel instanties gratis diensten hebben verleend om dit boek zo goedkoop mogelijk te houden, en daarom aan de fotografen gevraagd om in dit speciale geval genoegen te willen nemen met uitsluitend een symbolische vergoeding in de vorm van het boek. Dat wil niet zeggen dat we niet bereid waren om te betalen, maar als wij de door de federatie gehanteerde vergoedingsnormen moeten betalen, dan was het boek voor het in Carré geïnteresseerde publiek veel te duur geworden. We wilden niet dat het een elitaire aangelegenheid zou worden.’ Ook in de nieuwe brief wordt aan de betrokken fotografen gevraagd om hun declaratie te matigen. Bleijleve beroept zich op welwillende ervaringen met het door het Nederlands Theater Instituut uitgegeven Theaterjaarboek: ‘De daarin opgenomen fotografen nemen ook altijd genoegen met een minder hoog tarief. Met twee fotografen die dat weigeren hebben we afgesproken dat we hun foto's óf niet plaatsen, óf dat we pas in laatste instantie daartoe zullen overgaan.’ In Honderd jaar amusement is zo'n boycot niet gehanteerd, haast Bleijleve zich te zeggen: ‘De foto's die de samenstellers het beste hebben gevonden zijn gekozen, het kwam alleen maar door de warrige produktie en het feit dat wij geen beroepsuitgeverij zijn dat er in een te laat stadium om toestemming is gevraagd.’
In Rudie Kagies recente interview met Pieter Brouwer (VN, 8 augustus) informeerde de schrijver-verzekeringsdeskundige terloops bij zijn interviewer naar de naam van de directeur van uitgeverij Meulenhoff: ‘Die directeur krijgt een zeer boze brief van me. Betaal ik f 16.90 voor een goedkope uitgave van Honderd jaar eenzaamheid en dan valt iedere pagina die ik lees uit dat boek. Ik schrijf niet zo gauw een boze brief, maar dit is te gek. Ik wil van die uitgeverij een gebonden uitgave van dat boek cadeau hebben om het weer goed te maken.’ Laurens van Krevelen van Meulenhoff wacht nog met spanning op die brief, ‘maar het spreekt natuurlijk vanzelf dat mijnheer Brouwer zijn exemplaar mag ruilen voor een goed exemplaar. De gebonden uitgave kan hij waarschijnlijk best zelf betalen.’ Hooguit tien procent van de oplage is niet goed gelijmd volgens Van Krevelen: ‘Het is verdomd vervelend, maar bij drukkerij en binderij Van Boekhoven-Bosch in Utrecht is geëxperimenteerd met de nieuwe lijmsoorten, en daar zijn wij helaas het slachtoffer van.’ Niet het enige slachtoffer, benadrukt directeur Jaap van Ek van Van Boekhoven-Bosch: ‘Ook een boek van De Bezige Bij behoort tot de partij die ondeugdelijk gelijmd is.’ De fout is op een heel onplezierige manier naar buiten gebracht, vindt Van Ek, want aan uitgeverij Meulenhoff valt niets te verwijten. ‘De schuld ligt geheel bij ons.’ Er moet iets mis gegaan zijn met de specificatie van de bewuste lijmsoort, is Van Eks voorzichtige analyse: ‘Inmiddels is de samenstelling teruggedraaid, maar dat gebeurde pas nadat er klachten kwamen, en die komen pas als het boek al bij de lezer is.’ De kwestie werd door Gerard Hexspoor van loonbinderij Otabind in
Boxtel aangegrepen om de aandacht te vestigen op zijn eigen vinding Hextrabind. Met dat bindsysteem heeft Hexspoor naar eigen zeggen veel succes: ‘Niet-traditionele uitgevers als Malmberg, Educaboek, anwb en Kluwer zijn op Hextrabind overgegaan.’ Het is Hexspoor daarom een raadsel waarom ‘de traditionele uitgever boeken blijft leveren die uit elkaar vallen of nauwelijks te openen zijn.’ Hexpoors claim dat zijn Hextrabind de boeken níét duurder worden, wordt door Van Ek bestreden: ‘Hexspoors systeem is prima, maar als het voor minder kan, dan doe je dat toch? Met minder dure lijmsoorten is het tot nu toe toch heel goed gegaan.’
sara
In augustus 1977 werd Feministische Uitgeverij Sara opgericht; augustus 1987 beleeft de opheffing van het collectief: de stichting Sara zal worden ontbonden, voor het Sara-fonds wordt onderdak gezocht. Twintig titels en auteurs van ‘serieuze’ non-fictie en vertaalde fictie (waaronder Sara's succestitel Kerewin van Keri Hulme) worden overgenomen door Singel 262, waarvan De Arbeiderspers, Querido en Nijgh en Van Ditmar deel uitmaken. Sara onderhandelt nog met Singel 262 over een vorm waarin de ‘identiteit’ van het Sara-fonds behouden kan blijven. Mogelijk gebeurt dat door een ‘imprint’, bevestigt Singel 262-directeur Pieter de Jong. Ook uitgeverij Van Gennep neemt een gedeelte over van de Sara-stal, zodat Anja Meulenbelt zich voortaan weer ‘Van Gennep-auteur’ kan noemen. De mogelijkheid is nog open dat Sara voortgezet zal worden onder de vleugels van Van Gennep. Het blad Opzij neemt de uitgave van de Vrouwenagenda over, waarin eveneens de naam van Sara zal blijven voortbestaan. Voor de twee overgebleven Sara-medewerksters Connie Boekhout en Mirre Bots is de ontbinding van Sara als zelfstandige uitgeverij wel heel sip: na de surséance van betaling, die in juni vorig jaar werd uitgesproken, zijn zonder dat er nieuwe schulden zijn gekweekt elf nieuwe titels en vier herdrukken uitgebracht, en de liquiditeitspositie van het afgelopen jaar was riant te noemen. ‘Het was zonneklaar dat Sara levensvatbaar was,’ zegt Connie Boekhout. Een niet meer weg te werken schuld, van ‘meer dan een miljoen gulden’, bleek toch een onoverkomelijke bruidsschat waarop de
‘uithuwelijking’ aan uitgeverij Veen is gestrand. Ook de onderhandelingen over een persoonlijke overname door Contact-redacteur Caroline van Tuyll bleven steken. ‘Met de definitieve surÅ›eance van betaling in november in het vooruitzicht zou het niet aardig en niet professioneel zijn geweest om onze auteurs noch langer in het onzekere te laten,’ aldus Connie Boekhout. Over de oorzaken van het failliet van Sara - of werkelijk een faillisement zal worden uitgesproken hangt nog af van een mogelijk akkoord met de schuldeisers - zegt Connie Boekhout ‘niet alleen met modder te willen gooien’ naar An Dekker, de voormalige Sara-directeur die in april vorig jaar op staande voet ontslag nam na de ontdekking van forse verliezen over het boekjaar 1985: ‘De verliezen zijn óók ontstaan doordat we in 1984 met de boeken van Joke Smit. Anja Meulenbelt en Marjo van Soest drie klappers hadden. In die euforie is het aantal titels in het jaar erop verdubbeld, zonder dat de investeringen werden terugverdiend. De tijden zijn ook voorbij dat boekhandels een plankje feministische theorie hebben staan. De vraag naar feministische literatuur is er wel, maar we hebben commercieel niet goed gekeken aan welke boeken nu behoefte is.’