Ter zake
Diny Schouten
Wie bekritiseert de critici? Publicist Henk Pröpper, die aan Boekblad een artikelenserie ‘Kritiek op kritiek’ bijdraagt, maakte zich in de laatste aflevering van zijn rubriek zorgen over de zo bescheiden aanwezigheid van vrouwen in de wereld van de letteren. En niet alleen zijn de schrijfsters in de minderheid, ook het aantal vrouwelijke critici is opmerkelijk gering terwijl, zoals Pröpper zo ridderlijk is om te veronderstellen, ‘er toch van kan worden uitgegaan dat het talent eerlijk over beide geslachten is verdeeld.’ Voor de vrouwelijke auteurs lijkt in het huidige klimaat meer plaats te worden ingeruimd, schrijft Pröpper, ‘maar het aantal vrouwelijke recensenten is op de vingers van hooguit twee handen te tellen.’ Dat is een optimistischer schatting dan die van criticus Jaap Goedegebuure, die in zijn opstel Over vier typen critici in de vorig jaar bij De Bezige Bij verschenen bundel Het literair klimaat 1970-1985 twintig ‘belangrijke hedendaagse critici’ behandelt, waaronder geen enkele vrouw. Pröpper deelt om die reden een reprimande uit, en peinst vervolgens over de vraag hoe, als er al niet één vrouwelijke recensent belangrijk genoeg wordt geacht om ingedeeld te worden in de hedendaagse literaire kritiek, vrouwelijke critici het zo hoognodige zelfvertrouwen zouden kunnen verwerven. Bescheidenheid is een ‘overwegend vrouwelijke’ eigenschap, oppen Pröpper voorzichtig, een these die hij demonstreert aan de verontschuldiging die Hedwig Speliers in de bundel kritieken Die verrekte gelijkhebber (1973) biedt voor ‘haar voorkeur voor een subjectief uitgangspunt’. Ook de titel, zo vat Pröpper zijn betoogje samen, is gekozen
‘uit een vervloekte bescheidenheid, die op niets anders is gebaseerd dan op de verwerpelijke angst enige waarde te hechten aan het eigen oordeel.’ Het kost geen moeite om Pröppers vurige pleidooi voor de goede zaak ‘dat vrouwen hun gerechte plaats in de kolommen van de kritiek innemen’ toe te juichen. Helaas zag Pröpper een kleinigheid over het hoofd: Hedwig Speliers is een man. Speliers heeft enige moeite om er nog om te kunnen lachen, maar is het gewend: ‘Ik ben al tweeenvijftig jaar voor een meisje aangezien. In mijn boeken streef ik er als rationalist al dertig jaar naar om correct te kijken naar de dingen, maar twee plus twee blijft vijf voor de meeste mensen. Dat die man nu niet even in een lexicon gekeken heeft.’ Over zijn beroemdheid als ‘critica’ schreef Hedwig Speliers ooit een vermakelijk artikel in het reclameblad van zijn uitgever Manteau: ‘In Vlaanderen hebben ze toch more brains. Daar heeft het geholpen.’
Uitgeverij De Woelrat kondigt voor het najaar drie boeken aan waarin de verschrikkelijke werkelijkheid van aids literair verbeeld wordt: een roman van Prix Goncourt-winnaar Dominique Fernandez, ‘De roem van de paria’, waarin de ziekte in al zijn gruwelijke grootsheid verbeeld wordt, en een boek van Yves Navarre, ‘Loukoums’ (Turks fruit) dat vijftien jaar geleden verschenen is, eveneens ‘een dramatisch, gruwelijk boek’, overeen man in New York die sterft aan ‘een nieuwe dodelijke variant van syfilis’. Navarre ziet zijn boek zelf als een duiding van aids. Daarnaast gaat Ron Mooser een bundel samenstellen met nieuwe verhalen van Nederlandse schrijvers waarin aids een rol zal spelen. René Stoute en Heere Heeresma hebben in principe hun medewerking toegezegd, die van Andreas Burnier, Renate Rubinstein en Renate Dorrestein wordt nog ingewacht.
Het kan nauwelijks een verrassing zijn aan wie dit najaar de Publieksprijs van de Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek wordt uitgereikt. De lijst van kandidaten voor die oeuvreprijs, bestemd voor de meest geliefde auteur van Nederland, zou conform de uitleenstatistieken van de openbare bibliotheken de volgende twaalf namen moeten bevatten: H. Baantjer, Simon Carmiggelt, Maarten 't Hart, Kees van Kooten, Jan de Hartog, Toon Kortooms, Olaf J. de Landell, Jos van Maanen-Pieters, Mien van 't Sant, Leni Saris, J. Visser-Roosendaal en Jan Wolkers, maar Henk Kraima kan die lijst nog niet bevestigen. Het publiek, dat binnenkort mag gaan uitmaken wie bij hen het méést geliefd is, kan nog voor een verrassingselement gaan zorgen doordat op het enquêteformulier ook een naam naar eigen keuze mag worden ingevuld.
publieks prijs
Uitgeverij De Stiel (Stichting voor emancipatoire literatuur) in Nijmegen gaat de Verzamelde gedichten (400 pagina's) uitgeven van Pé Hawinkels, gestorven in 1977 en bij zijn leven legendarische Nijmegenaar, vertaler van Nietzsche en Thomas Mann, medewerker van De Nieuwe Linie, Merlijn, Jazzwereld, Raster, Raam, Roeping en Maatstaf, die daarnaast door zijn bijdragen aan het Nijmeegs Universiteitsblad de Nijmeegse universiteit definitief een ander aanzicht gaf. Twee jaar na Hawinkels dood verscheen bij wijze van hommage Moet dit een wereldbeeld verbeelden? (uitgeverij SUN), waarin veertig vrienden de jaren zestig schilderen mét de plaats van Hawinkels in dat tijdsbestek. Aan Hawinkels vrienden en bekenden wordt nu verzocht brieven af te staan aan de (zeskoppige) redactie van de nieuwe, tekstkritische, uitgave (adres: Postbus 3181, 6501 BJ Nijmegen). Hawinkels stelde zijn correspondenten veelal op de hoogte van varianten in zijn gedichten, waarvan uitgeverij Ambo twee bundels uitbracht: Bosch en Bruegel (1968) en Het uiterlijk van de Rolling Stones (1969). ‘Randstedelijk dédain voor de provincie’ en ‘provinciale minderwaardigheidsgevoelens van de schuldbewuste achterblijvers’ worden verantwoordelijk gesteld voor de veronachtzaming van Hawinkels gedichten, die voor het merendeel verspreid in tijdschriften verschenen. Maar het kan ook zijn dat zijn weigering om te kiezen tussen Marx en de Maagd Maria, of zich te scharen achter welk nieuw vaandel dan ook, hem tot een eenzame voorhoedevechter hebben gemaakt, ‘alle clichés en etiketten voorbij,’ schrijft Cees van der Pluijm in de toelichting die de subsidie-aanvraag bij
ZWO positief moet beïnvloeden. Redactielid Paul Sars heeft goede hoop op een gunstige beschikking, ‘al was het geen aanbeveling dat de SUN destijds Moet dit een wereldbeeld verbeelden? naar de ramsj heeft gebracht.’
Het kan welhaast niet anders of bij zo'n verregende zomer moet de boekhandel wel garen spinnen. Althans, een dergelijke in de losse conversatie te berde gebrachte opinie vindt onmiddellijk geloof. Met bevestiging door feiten is het anders gesteld: ‘Van spectaculaire verkoopcijfers is niets te merken,’ zegt Guus Schut van Athenaeum Boekhandel in Amsterdam: ‘De maand juli laat hoogstens een licht aantrekkende verkoop zien.’ De dagen dat het regent blijken ook voor de boekverkopende medemens deprimerend te zijn: de kopers blijven weg. Alleen: dat is op de dagen dat de zon schijnt óók zo: bij boekhandel Scheltema Vermeulen meldt de afdeling economie ‘doodse stilte’ tijdens de eerste week van juli, met fraai zomerweer. Maar bewolking brengt het personeel van Scheltema tot enthousiasme: ‘Juli is altijd de stilste maand, dat is vaste prik. Dit jaar hebben we het duidelijk veel drukker gehad.’