Lukács
Galgóczi heeft uitgesproken opvattingen over het schrijverschap en haar werk is een getrouwe illustratie daarvan. In een autobiografie verklaarde ze eens een voorkeur te hebben voor een realistische literatuur die wetmatigheden zoekt en in gecomprimeerde vorm de werkelijkheid beschrijft. In die zin is Galgóczi een van de meest trouwe aanhangers van de ideeën van Lukács, de bekende Hongaarse literatuurtheoreticus, die de beschrijving van het ‘typische’, dat wil zeggen volgens de marxistische visie op de geschiedenis, als een voorwaarde en tevens als hét kenmerk van een groot literair werk beschouwde. In dit perspectief kunnen Galgóczi zelf en ook de door haar geschapen personages inderdaad gezien worden als typische vertegenwoordigers van een bepaalde klasse, de nieuwe intelligentsia afkomstig uit de boerenbevolking.
De hoofdpersoon van De otterval, Orsolya Rév en haar lotgevallen zijn dan ook representatief voor een hele generatie van jonge mensen, afkomstig van het platteland, die van de nieuwe socialistische staat, het Hongarije van na 1945, aanvankelijk alle kansen kregen om zich te ontplooien. Juist op grond van hun afkomst werden zij toegelaten tot de universiteiten en hogescholen en werden ze geholpen met studiebeurzen. Tegelijkertijd werd aan kinderen uit zogenaamd staatsvijandige of onbetrouwbare families - waartoe men onder andere de voormalige adel en de rijke burgerij rekende - de toegang tot het hoger onderwijs ontzegd. Na een zeer korte periode, waarin men door de vroeger achtergestelden te bevoorrechten de rekening met de geschiedenis trachtte te vereffenen, volgde een periode van sterke stalinisatie, het zogenaamde Rákosi-regime, waarin men de boerenbevolking op allerlei manieren dwong tot onmenselijke inspanningen, waardoor de levensstandaard tot een ongekende diepte daalde, evenals het produktiepeil van de afgedwongen en slecht georganiseerde coöperaties. Op zoek naar vijanden binnen en buiten de partij schiep men een nieuw begrip: de koelak. Met dit aan het Russisch ontleende woord werden al die boeren aangeduid die iets meer grond bezaten. Hun kinderen werd van de ene dag op de andere de toegang tot het hoger onderwijs ontzegd.
Dit gebeurt ook met Orsolya, die plotseling haar studie aan de kunstacademie moet afbreken en moet terugkeren naar het platteland, waar ze bij haar ouders het werk moet verrichten dat bij een boerenbedrijf hoort. Tegelijkertijd komt in het niet al te ruime boerenhuis een andere gast, eveneens onder dwang van de omstandigheden, de vrouw van de internationaal bekende ingenieur Pál Simon. Deze Simon heeft als gepensioneerd directeur van de Hongaars-Amerikaanse Oliemaatschappij in Hongarije olie gevonden, en is in een schijnproces tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld (een proces dat in werkelijkheid in 1948 werd gevoerd tegen de directeur Simon Papp van de Hongaars-Amerikaanse Oliemaatschappij). Mevrouw Simon heeft haar woning in Boedapest moeten verlaten. Ze trekt in bij de familie Rév omdat die voor de oorlog tot haar leveranciers behoorde, en omdat het dorp waarin zij wonen niet zo ver van de gevangenis af ligt, zodat zij van daaruit misschien haar man zal kunnen bezoeken.