Tijdschrift
Wie aan ‘Amerika’ denkt en dan onmiddellijk president Reagan voor zich ziet zal er niet vrolijk van worden. Maar waarom zou je je zulke sombere voorstellingen maken? ‘Amerika’ bestaat helemaal niet. Amerika is wat je er zelf van maakt en het is groot genoeg om een keuze te kunnen maken. Neem het driemaandelijkse tijdschrift The American Scholar. Het bevindt zich in de 56ste jaargang en staat onder redactie van Joseph Epstein, een essayist van wie onlangs een bundel essays verscheen waarvan men kan zeggen (en gezegd is) dat hier de traditie van Montaigne. Hazlitt en Beerbohm wordt voortgezet. (Once More Around the Block, verschenen bij W.W. Norton.) Met de ‘geleerdheid’ van The American Scholar is het dan ook op een bijzondere manier gesteld: het zomernummer van dit jaar begint met een vermakelijk essay van iemand die zich Aristides noemt. Hij schrijft over zijn persoonlijke ervaringen met het incasseren en deponeren van het snelle, gevatte, dodelijke antwoord (‘The Gentle Art of the Resounding Put-Down’). Aardig zijn de persoonlijke pogingen van de schrijver, aardig zijn ook de vele voorbeelden uit heden en verleden die hij onderweg geeft (van Dorothy Parker, Edmund Wilson, Oscar Wilde, Kingsley Amis). In hetzelfde nummer staat ook een essay over de ‘cowboy’, een mythisch fenomeen, zo blijkt hier, dat behendiger met een waterpistool moet zijn geweest dan met een echte revolver. Van tijd tot tijd schrijft in The American Scholar de filmcriticus Stanley Kauffmann (van The New Republic) ‘albums’, herinneringen aan mensen die hij gekend heeft. In dit nummer gaat het over de Knopfs, het echtpaar van de gerenommeerde uitgeverij waar Kauffmann een blauwe maandag heeft gewerkt. Kennelijk genoeg om de charmes en eigenaardigheden van het echtpaar goed te leren kennen. (Blanche Knopf was half blind,
maar dat wilde ze niet weten. Ze deed alsof ze het niet was; manuscripten liet ze zich voorlezen. Op een keer aaide ze haar handtas in de veronderstelling dat het haar hondje was.) Hoe in verwarring de Amerikaanse kunstkritiek is blijkt uit Hilton Kramers essay ‘The Idea of Tradition in American Art Criticism’. Hij neemt grote stappen om uit te komen bij twee tegenpolen: de nooit iets van kunst begrepen hebbende schrijver van The Painted Word (‘Alas, not yet forgotten’) Tom Wolfe (een filister volgens Kramer die uiteindelijk kiest voor het onnozelste Amerikaanse traditionalisme) en Clement Greenberg, de kunstcriticus die hel modernisme begeleidde. Volgens Kramer had Greenberg ‘a bleak view of art’, maar kunnen zijn ideeën de kunstkritiek wel verder brengen. Julie M. Irwin schrijft een lang essay over Fitzgeralds ‘Little Drinking Problem’ als een sleutel tot zijn werk. (The American Scholar, 1811 Q Street, N.W., Washington, D.C. 20009, U.S.A. $19.00 per jaar).
CP a.i.