Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdDe erven Oppermann door Lion Feuchtwanger Vertaling: Beate Keizer-Zilversmidt Uitgever: Cypres, 241 p., f 29,90Koos van WeringhIn de Bondsrepubliek Duitsland woedt de ‘Historikerstreit’ nog steeds in volle hevigheid. Het is het thema van de laatste tijd dat de publieke discussie beheerst. Ik zal de laatste zijn die beweert dat het hier niet om een belangrijke aangelegenheid gaat. Integendeel zelfs: het beeld van de geschiedenis bepaalt in sterke mate de actualiteit van de dag en de wijze waarop hedendaagse vraagstukken worden aangepakt. Wat Alfred Dreger, de fractievoorzitter van CDU/CSU in de Bondsdag, voor ogen staat: een Duitsland binnen de grenzen van 1937, heeft te maken met zijn kijk op de Duitse geschiedenis. En zo staat het met de jodenvervolgingen ook: betreft het hier een incident of een uitvloeisel van een systematische ontwikkeling? De discussies die de geleerden daarover voeren hebben aan de andere kant ook iets gekunstelds en onwezenlijks. De mensen om wie het gaat, namelijk al degenen die zijn omgekomen, zijn geheel naar de achtergrond verdwenen. Dat is mij in bijzondere mate duidelijk geworden bij lezing van het boek van Lion Feuchtwanger, De erven Oppermann. De ondertitel van dat boek luidt: ‘Een eigentijdse historische roman uit het Duitsland van 1933.’ De schrijver behoort tot de bekende Duitse auteurs. Hij werd in 1884 in München geboren en stierf in 1958 in de Verenigde Staten, waar hij na de ‘Machtübernahme’ in 1933 een goed heenkomen had gezocht, na een avontuurlijke tocht die hem ook door Frankrijk bracht. Een groot aantal boeken staat op zijn naam, waarvan een van de bekendste Jud Süss is, dat ook in het Nederlands is verschenen. Dat is een historische roman over Josef Süss Oppenheimer die in de achttiende eeuw het slachtoffer wordt van een antisemitische massapsychose. In Erfolg, dat in het Nederlands verscheen onder de titel Succes, gaat het over de eerste tijd na de oorlog van '14-'18 in het kleinburgerlijke en provinciale milieu, waar de kiemen gelegd werden voor wat met Hitler komen zou. En daarover gaat De erven Oppermann. Het boek heette eerst De Oppenheims, toen het in 1934 bij Querido in Amsterdam uitkwam. Een nationaal-socialist die de naam Oppermann droeg had geprotesteerd tegen de aangekondigde titel Oppermann en Feuchtwanger, bang dat achtergebleven familieleden in Duitsland aan represailles zouden worden blootgesteld, veranderde de naam. Het boek dat nu bij Cypres het licht zag, draagt terecht de oorspronkelijke titel. Feuchtwanger schreef dit boek onmiddellijk nadat hij in '33 Duitsland had verlaten. Dat maakt het boek al direct waardevol. De schrijver heeft de opkomst van Hitler en zijn luidruchtige beweging van dag tot dag meegemaakt. Hij zal getuige geweest zijn van de straatgevechten, hij heeft SA'ers in actie gezien, hij heeft gehoord, van buren en vrienden, hoe de intimidatie om zich heen greep, hoe mensen steeds banger werden, hoe ze onder druk van de veranderde omstandigheden van mening veranderden en langzaam maar heel zeker door de knieën gingen. En hij heeft gezien, gevoeld en het tot zich laten doordringen hoe de joden in het isolement gedreven werden waar ze een makkelijke prooi konden worden van hun vervolgers. In een nawoord bij de uitgave van 1934 heeft Feuchtwanger laten weten dat geen van de in het boek voorkomende personen ‘echt’ heeft bestaan, maar dat het om historische personages gaat. Ik denk dat dat weinig afbreuk doet aan het werkelijkheidsgehalte van zijn waarnemingen. Het vermogen van de schrijver zijn waarnemingen zo te registreren dat de lezer nu nog in de ban raakt van de gebeurtenissen uit die jaren is ongehoord. Het boek gaat over de familie Oppermann die een meubelfirma heeft. De familie woont al sinds mensenheugenis in Duitsland, voelt zich daar thuis, is ingeburgerd en wordt alom gewaardeerd. Martin Oppermann is in de zaak, zijn broer Gustav is een wat dromeriger type dat aan een studie over Lessing werkt en een andere broer, Edgar, is een beroemd geneeskundige. Feuchtwanger behandelt de gebeurtenissen in Duitsland aan de hand van de belevenissen van deze broers en hun ‘Umwelt’ van echtgenotes, vriendinnen, kinderen, zwagers en schoonzusters, personeel en de school waar de kinderen heengaan. Stukje voor stukje wordt de lezer de werkelijkheid van het nationaal-socialisme nader gebracht. | |
Het Duitse meubelDe eerste fase is dat er om Hitler vooral gelachen wordt. Iemand die een boek schrijft als Mein Kampf, in zo miserabel Duits, die kan het niet ver brengen, lijkt de algemene gedachte aanvankelijk. Op het gymnasium waarde jonge Berthold Oppermann leerling is, wordt Mein Kampf niet gelezen, omdat de rector van mening is dat de leerlingen vooral goed Duits moeten krijgen. En Hitler zondigt daar voortdurend tegen. Een nieuwe leraar op de school, die lid van de partij is, moet ook toegeven dat het taalgebruik van Hitler niet altijd door de beugel kan, maar later, als de macht van de partij gegroeid is, kan hem dat minder schelen en gaat hij steeds brutaler optreden. De machtsstrijd tussen hem en Berthold Oppermann over on-nationale uitlatingen in een spreekbeurt van de leerling eindigen met de zelfmoord van Berthold. De passages die aan deze affaire gewijd zijn behoren tot de beklemmendste van het boek. Zij laten ook zien hoe sociale druk kan leiden tot isolement en uiteindelijk zelfmoord. Hitler mag dan geen Duits kunnen schrijven, op 30 januari 1933 wordt hij wel rijkskanselier. Ook dan gelooft nog bijna niemand dat het ernst geworden is. Een representatieve functie wordt vanaf nu bekleed door een populair leeghoofd. Nou en? In een land waar meer dan honderd miljoen exemplaren van boeken van Goethe in omloop zijn zal dat zo'n vaart niet lopen, wordt gedacht. En zo wordt er ook over gepraat. De werkelijkheid van de ‘Alltag’ is echter anders. De intimidatie neemt toe. Gustav Oppermann, die een verklaring tegen de toenemende verruwing in het openbare leven ondertekent die ook in de krant gepubliceerd wordt, krijgt te maken met tegenwerking. In de nationaal-socialistische pers wordt hij belachelijk gemaakt, op straat nageschreeuwd. Zijn broer had hem weliswaar gewaarschuwd niet te tekenen, omdat dat gevaarlijk kan worden, maar hij leeft tenslotte in een land waar hij gewoon is zijn mening te zeggen, dus tekent hij. De geneeskundige wordt in de krant ook uitgemaakt voor gevaarlijk: hij zou experimenteren met Ariërs. En de meubelzaak zelf moet de naam veranderen in Het Duitse meubel. En er moet samengewerkt worden met een andere zaak waar een doorgewinterde partijganger het bewind voert. De betrekkingen tussen de deelnemers aan dit steeds veranderende krachtenveld worden door Feuchtwanger met een beangstigende nauwkeurigheid ontrafeld. Hij laat zien, ik zou bijna zeggen: op schitterend-macabere wijze, hoe mensen hun gedrag veranderen als de omstandigheden dat noodzakelijk maken, noodzakelijk voor hun overleven. Wat dit betreft gaat het boek ver uit boven een beschrijving van de jaren dertig. Wat hier te berde gebracht wordt is op veel meer situaties van toepassing waar mensen onder druk komen te staan, ook in samenlevingen die als democratisch te boek staan. Wie kent niet het verschijnsel dat middelmatigen zich sterk kunnen maken als ze maar het jargon van de beslissers spreken? De leden van de familie Oppermann hebben, in vergelijking met vele andere families, nog het geluk dat ze vanwege hun materiële welstand naar het buitenland kunnen vertrekken. Gustav gaat eerst naar Zwitserland, waar hij op een dag bezoek krijgt van een man die hem nauwgezet verslag uitbrengt van wat in Duitsland aan mishandelingen en erger plaatsvindt. Als hij die verhalen heeft aangehoord overweegt hij bij zichzelf: ‘Gedachten en gevoelens zijn als golven: ze komen omhoog en ze vloeien weer weg. Maar de mens is in staat om ze tegen te houden. De mens kan een golf vasthouden, zich er nog eens door omhoog laten stuwen. De mens kan zeggen: “Golf, sta stil”. Hij houdt het vergankelijke vast in door hem gevormde woorden, beelden, klanken.’ Vanuit dit besef gaat hij onder een andere naam terug naar Duitsland om daar te registreren wat er aan onrecht gebeurt. Hij wordt gepakt en in een concentratiekamp gestopt. Door relaties komt hij daar weliswaar weer uit, maar zo verzwakt dat hij aan de gevolgen bezwijkt, na een uitvoerig bericht te hebben geschreven over wat hij heeft meegemaakt. De vraag of een golf werkelijk tegengehouden kan worden blijft daarmee onbeantwoord. Wat wel kan - en dat laat Feuchtwanger op overtuigende wijze zien - is het vasthouden van het vergankelijke in woorden en beelden. De geschiedkundigen die aan de ‘Historikerstreit’ meedoen zouden eerst dit boek eens moeten lezen voordat ze hun debatten voortzetten. ■ |
|