Voorheen de koloniën
De twee Rotterdamse psychiaters die onlangs rapporteerden dat het verband tussen ziekte nu en oorlogsleed toen niet meer gelegd kan worden (en dat er dus op uitkering aan oorlogsslachtoffers bezuinigd kan worden) hebben te weinig romans bestudeerd. Natuurlijk, romans zijn geen wetenschap, maar als zoveel romanschrijvers indringend blijven schrijven over oorlogsleed en oorlogsherinneringen, zou ik ze niet overslaan als ik psychiater was. Aanbevolen romans voor de psychiater met oorlogstraumapatiënten is Het kind met de clownspop van Paula Gomes, en van dezelfde schrijfster haar oudere boek Sudah, laat maar. In Het kind met de clownspop is het een meisje van toen dat nu vertelt over het Jappenkamp en verslag doet van de psychiatrische behandeling in een inrichting: ‘We zijn in het huis der onwetenden.’ Mooi verteld, maar wat kort en ietwat fragmentarisch. Een echt groot boek van Gomes zou een aanwinst zijn (Nijgh en Van Ditmar, f 23,50 en f 23,90).
Het Jappenkamp dat centraal staat in En de zon werd rood ligt in Birma waar een van de beruchte spoorwegen in dwangarbeid werd aangelegd. Joop Hulsbus schreef erover, want hij was erbij, en zijn relaas is een deels autobiografisch verslag, deels historische documentaire. Wat vorm betreft is het niet een heel geslaagde combinatie geworden. En er staan iets te veel typisch-koloniale clichés in over ‘verbondenheid met de Javaanse aarde, het vertrouwde, zachte pantser, dat deel van het moederlichaam dat mij voedde voor mijn geboorte, opgenomen in de vruchtbare Indische grond’. Toch zal het voor veel mensen een aantal feiten en de beleving ervan in een verband zetten. Om de beleving gaat het in laatste instantie in dit boek, en die was aangrijpend (Hollandia, f 29,50).
Veel Nederlanders weten langzamerhand iets over Jappenkampen, maar het begrip ‘bersiap’ zegt ze niets. Ook psychiaters blijken weinig af te weten, naar mijn bescheiden ervaring, van deze geweldsuitbarsting het eerste halfjaar na de proclamatie van de onafhankelijkheid door Soekarno in augustus 1945. S.M. Jalhay was erbij; als Indo-Europese jongen stond hij aan Nederlandse kant. Zijn verslag is weinig gelezen, maar heel zeldzaam, zeer direct, niets verhullend en buitengewoon rauw. Allen zwijgen, van Merdeka en Andjing-Nica tot Apra is de titel. Jalhay gaf dit boek, waarin ook veel over het Knil in die dagen, in eigen beheer uit. Wie geïnteresseerd is in deze periode, dient het absoluut te lezen (S.M. Jalhay, Kolffstraat 96, Purmerend, tel. 02990-2 22 32, prijs ongeveer f 30, -). Het boek, thans uitverkocht, is binnenkort in herdruk verkrijgbaar. Bestellen kan nu al.
Politiek gesproken aan de geheel andere kant stond de Indonesiër Soetan Sjahrir. Zijn Indonesische overpeinzingen is de bundeling en bewerking van een aantal vooroorlogse brieven, toen hij als nationalistisch revolutionair denker gevangenzat, eerst in het Nederlandse concentratiekamp Boven-Digoel, later op Banda-Neira. Sjahrir hoort tot de beste prozaschrijvers van de jaren dertig - behalve revolutionair was hij erudiet, simpel, scherp, beminnelijk en intellectueel benijdenswaardig. Wie Indonesische overpeinzingen niet gelezen heeft, kan zich geen beeld vormen van het ongelooflijke vertrouwen in Nederland dat er in de jaren dertig bij de revolutionairen nog was en dat Nederland lichtvaardig verkwanseld heeft (Bezige Bij, f 28,50).
Van een andere orde is het boek van Ronald Gase over de nasleep van de dekolonisatie. Misleiding of zelfbedrog, het Nederlandse beleid ten aanzien van Nieuw-Guinea is een lezenswaardig verslag van de onmacht van het parlement en van de regering om minister Luns in de hand te houden. Van de politieke ellende van '45-'50 had de Kamer weinig geleerd. En De Quay was geen partij voor Luns. Gase heeft dagboeknotities van De Quay mogen inzien en citeren, en dat is bijzonder. Aardig zijn ook de interviews met Schermerhorn, Beel, Drees, De Quay, Luns en anderen. De oorlog om Nieuw-Guinea werd gevoerd jaren nadat de rest van Indonesië onafhankelijk was geworden. Nederland had dit grote eiland (dat voor een deel Australisch was) buiten de overdracht gehouden in 1949 om Soekarno te pesten. Zo zegt Beel het en die kon het weten, want hij was medeplichtig aan deze falende dekolonisatiepolitiek (Anthos, f 27,90).
De dekolonisatie duurt in Nederland nog immer voort. Surinamers, Indo-Europeanen, Molukkers - ze zijn er nog lang niet mee klaar. G. Mout schreef als niet-westers socioloog en voormalig gymnastiekleraar over het fenomeen Molukse sportvereniging. In iedere plaats met een Moluks woonoord kom je een richtingaanwijzer ‘FC Amboina’ tegen, en altijd denk je weer: Hoelang zal dat nog duren, die aparte clubs? Nog lang. De Molukse bestuurscultuur met name is wezenlijk anders dan de Nederlandse, en Mout heeft (ook) dat heel herkenbaar beschreven: allerhande manoeuvres en politieke spelletjes die worden gespeeld in sportverband herken je direct als identiek aan die in welzijnswerk, wijkraden of de Badan Persatuan. Het proefschrift van Mout verscheen in eigen beheer (G., Mout, giro 3326757, Baarn, prijs f 27,50 inclusief porto). De titel: Maluka Muda onderweg.
Nog een kleine uitgave: Hans den Haan maakte een vertaling, met aantekeningen van Vondels Lof der Zeevaert waarin Vondel kritisch is over de agressieve koloniale politiek van zijn tijd. Naast de vertaling in proza staat de oorspronkelijke tekst - de aantekeningen ogen helder en goed (uitgever Nehallenia, 02513-1 45 76, Schevelstraat 22, 1911 CK Uitgeest, prijs f 15, -, postgiro 1150962, of bankrekening 45.60.81.232).
Tenslotte - wie naar de tropen gaat, kope zich vooraf het boekje Hoe blijf ik gezond in de tropen, door J.J.F.M. de Groot. Een nuttige best-seller. Op blote voeten lopen is niet gezond, daar krijg je wormen van. Dus wie dit leest, komt nooit meer thuis met verhalen over schattige kindjes die het doodgewoon vinden om op blote voeten naar school te gaan. Dat is voor hen even slecht als voor u. Lees maar (Koninklijk Instituut voor de Tropen, tel. 020-568 84 07, prijs f 6,-).
TESSEL POLLMANN