De grote kindervriend
Donald Duck is een eend met een boekenkast in huis. Als kind had ik dat nooit opgemerkt, maar bij herlezing van zijn avonturen in Donald Duck. Alle verhalen van Carl Barks. 1947-1948 (Loeb/Oberon, 399 p., f 42,50) zag ik een kast op borsthoogte met daarin een rij anonieme banden. Hier en daar leest Donald ook, al is zijn leesvoer niet zo voornaam: Duffe verhalen door Ellen Lang, Zus en zo door een niet nader genoemd auteur, en practische lectuur als Heide's atlas, een prijslijst van tweedehands vliegtuigen en het telefoonboek. De Duckstadkrant wordt ook gelezen, al zal Donald het allereerst in de advertenties kijken naar een baantje, want geld verdienen is in de Donald Duck-verhalen het belangrijkste streven. In de wereld volgens Carl Barks hebben de rijken het goed; de armen beulen zich af om rijk te worden of hebben het gewoon slecht. Maar daar zeg ik niets nieuws mee: over de kapitalistische aspecten van deze eendeavonturen is een heel boek volgeschreven. Dat Donald zijn neefjes veel met een twijgje slaat begint tijdens 399 pagina's Duck ook op te vallen. Voor dat slaan laat Barks Donald in het nekvel grijpen door iemand die zich ‘de grote kindervriend’ noemt. Maar na een aantal dekselse streken van Kwik. Kwek en Kwak grijpt deze kindervriend ook zelf naar de tuchtroede en roept dat Donalds opvoedingsmethode beter geschikt is: slaan helpt. Ik ben nooit een liefhebber van de Donald Duck-verhalen geweest, maar heb vroeger jarenlang het blad Donald Duck gelezen omdat mijn ouders weigerden over te schakelen op Pep. Misschien is mijn afkeer daardoor ontstaan, maar ook bij herlezing vond ik de verhaaltjes slap, waarbij het einde vaak een anti-climax is. De streken die de drie volstrekt verwisselbare neefjes uithalen om hun luie, laffe en domme oom Donald te treiteren zijn nogal voorspelbaar, en subtiliteit is
bij Carl Barks ver te zoeken. In één verhaal - het laatste - lijkt Barks zichzelf te overtreffen. Aan het begin van dit avontuur zien we Donald opnieuw in de weer met boeken. Aan de hand van titels als Dat zit zo!, Lezingen, Fabels, Katten, Watten, Veldheren en de Geschiedenis van de wind bereidt hij zich voor op een radioquiz waar een ton te winnen valt. Door grof ellebogenwerk weet Donald tot de eindronde door te dringen, waarna een meedogenloze ondervrager op onnavolgbare wijze probeert de concentratie van de kandidaat te verstoren. Op het cruciale moment weet Donald tot ieders stomme verbazing het antwoord op de hamvraag, maar dan is hij al zo de kluts kwijt dat de hoofdprijs hem toch nog ontgaat. In dit laatste verhaal zien we Carl Barks als groot satiricus, zijn concentratie lijkt toegenomen, het verhaaltempo is gelijkmatiger en het epiloogje dat de kracht uit zoveel van de voorgaande avonturen haalde, ontbreekt hier. De verhaaltjes mogen voor het overige slap zijn, leuke vondsten bevatten ze hier en daar zeker. Bijvoorbeeld een apparaat waarmee een handelsreiziger aan de deur komt: een persje om de kreukels uit oude papieren zakken te halen. Had ik er maar een.
AJ