Dominerend
Willem Bonger was het jongste kind uit een groot kleinburgerlijk gezin, uitverkoren door zijn vader om hem op te volgen bij het assuradeursbedrijf Brak en Moes, waar hij inderdaad een kleine twintig jaar heeft gewerkt. Hij mocht echter eerst gaan studeren - rechten, natuurlijk - iets dat eerder, voor de oudste kinderen in het gezin, financieel niet was weggelegd. Willem Bonger werd dus een kans geboden en hij wilde laten zien dat hij die waard was. Hij behaalde uitnemende studieresultaten en voelde zich ook thuis in de academische wereld.
Het was dan ook eerder liefde voor de theorie dan compassie met de verdrukten, wat hem in het socialisme leek aan te trekken. Van wereldverbeteraars moest hij in ieder geval niets hebben. Van Heerikhuizen: ‘Men krijgt zelfs de indruk dat Bonger in die tijd zijn best deed om een beroep op menslievendheid te vermijden, omdat zoiets hem in het dubieuze gezelschap zou brengen van de liefdadige hulpverleners. Wat mensen moest overtuigen van de waarde van het socialisme was niet begaanheid met het lot van de verdrukte medemens, maar inzicht in de juistheid van het historisch materialisme.’ En aan die juistheid van het historisch materialisme, en derhalve van zijn eigen opvattingen, twijfelde hij geen seconde. ‘Wie het anders meent, weet er niets van’ is een vaakgehoorde uitspraak uit de mond van de eerste Nederlandse hoogleraar in de sociologie en de criminologie. Hij was gelijkhebberig en vaak agressief, ook tegen vrienden die het waagden het anders te menen dan hij.
Toch geloofde hij dat het de intellectuele elite was, die het socialisme moest brengen. Van het proletariaat verwachtte hij niet veel. Spottend merkte hij op dat 85 procent van het volk niet in staat is om de lagere school te halen. Seks en alcohol, dat zijn de enige genoegens waar ze plezier aan beleven. Van moderne kunst moest hij niets hebben, allemaal snobisme, en wat hij niet kende, at hij niet. ‘Hij behoort, schijnt het mij, tot die categorie van sociaal-democraten, van wie er meer zijn, die in hun jeugd de grote, innerlijk-revolutionaire stap van burgerlijke inzichten naar het socialisme gedaan hebben, maar daarmee voorgoed hun vernieuwingsvermogen uitgeput hebben en nu in andere opzichten conservatief zijn,’ schreef een redacteur van De Socialistische Gids, waarvan Bonger van het eerste tot het laatste nummer redactiesecretaris was.
Hij was ook altijd kwaad, Bonger. Kwaad op kapitalisten, fascisten, communisten, iedereen die een opvatting van socialisme had, iedereen die een andere opvatting van wetenschap had, etc., etc. ‘Je vader was één der zeldzame grote verontwaardigden,’ zei Donkersloot tegen één van Bongers twee zonen en deze schreef zelf over hem: ‘Zijn persoonlijkheid was dominerend, soms te dominerend en het kon wel eens de schijn wekken alsof een zekere dictatoriale neiging niet ontbrak. Het was niet altijd licht om zijn vrouw te zijn of zijn zoon. De opvoeding van mijn broer en mij was streng, maar niet onvrij en de volstrekte rechtvaardigheid moest elk gevoel van kritiek doen zwijgen.’
Hoewel hij zeker wist dat de socialistische heilsstaat er zou komen, dat was immers wetenschappelijk bewezen, was hij over de nabije toekomst zeer pessimistisch. Zijn zelfdoding na de capitulatie in mei 1940 hoefde voor zijn vrienden niet echt als een verrassing te komen. ‘Onder de knoet van Hitler kan men niet leven,’ had hij tegen hen gezegd en: ‘Ik wens de heren niet te zien.’
Van Heerikhuizen verdient lof voorde grondigheid waarmee hij Bongers ideeën heeft samengevat. Want Bonger heeft, ondanks of dankzij zijn geborneerdheid, heel wat interessants te melden (over oorlog, bijvoorbeeld, of de rol van grote mannen in de geschiedenis) en Van Heerikhuizen, in zijn analyses daarvan en het schetsen van de intellectuele context, eveneens. Van Heerikhuizen verdient ook lof omdat hij Bonger als mens niet mooier heeft voorgesteld dan hij was en dat hij niet heeft verbloemd dat Bonger als wetenschapsman na zijn dissertatie nauwelijks nieuwe wegen heeft ingeslagen. Maar de poging om hem alsnog tot founding father van de Nederlandse sociologie te maken, vind ik geforceerd en een tikkeltje ridicuul.
■