Beschaafd
Échte culi's bezitten natuurlijk de Caddy (f 319, -) of de Bialetti Ice Cream Maker (f 1400, -), waarvan ik als ik me goed herinner eens een bespreking heb gelezen waarin de overigens enthousiaste bespreekster aanried om het apparaat wegens geluidsoverlast in de logeerkamer te zetten - maar voor ons, arme drommels die het zonder logeerkamers stellen, is er de Donvier (f 79, -), met indien gewenst in de halve-literuitvoering een vrolijke Snoopy op de voorzijde. Weliswaar moet het ding met de hand gedraaid worden, maar, schrijft Irina Chalmers in Donvier Ice Cream (Penguin, 96 p., f 25,50), ‘slechts twee keer per drie minuten gedurende een kwartier’, wat een hele vooruitgang is vergeleken met de arme ziel die zich - we spreken over Amerika en over pakweg 1935 - een warme zondagmiddag lang in de keuken terugtrok om gewapend met pikhouweel (ter versplintering van het blok ijs) en zakken pekel een jengelende familie van ijs te voorzien. ‘I scream. You scream, We all scream for ice cream’ - is het liedje niet van Shirley Temple?
Maar nu is er dan die Donvier. Hij doet denken aan een ouderwetse po met plastic deksel en slinger die het geheel van een bromtoleffect voorziet. Er zit een chillfast aluminum cylinder in die (bij -18 graden Celsius) zeven uur in een vriezer moet staan.
Ik heb het lelijke vermoeden dat ‘sorbetières’, duur of goedkoop, iets produceren dat op die ontmoedigende uitvinding soft ice lijkt, en blijf dus hardnekkig vasthouden aan de simpele methode van bevriezing in een ijslaatje. Met een of twee keer omroeren in de drie uur is het resultaat voldoende eclatant om vrienden en magen te verbazen en te verrukken. En trouwens, dat merk je ook weer aan mevrouw Chalmers, zodra er zo'n apparaat in huis is, moet en zal het gebruikt worden ook. Ms. Chalmers receptuur is perfect wat het vanille-, aardbeien- of citroenijs aangaat, en ze verbeeldt zich gelukkig niet dat wij ons voldoende vervelen om tomatenijs of ansjovis-spinazieijs te willen maken, maar haar ‘Frozen Margueritha’, een mengsel van tequila, cointreau en lime-sap, is niet mijn idee van vooruitgang in de beschaving.
Toch is Donvier Ice Cream een mondwaterend boekje, niet om de receptuur maar om de foto's, imitatiesepiakleurig afgedrukt vanwege de nostalgie. Om in te bijten zijn ze, die verrukkelijke dames met pothoeden en struisen boa's, lieftallig lachend achter hun sundae, of de kokette kleuters aan wier snuitjes is te zien dat ze al vaker met een ijsje voor de camera zijn gesleept. De foto van de T-Ford van de firma ‘Good Humors Ice Cream’ lijkt me vanuit industrieel-archeologisch oogpunt minstens even waardevol als een prent van de opening van Café Procope in Parijs in 1760.
DS