Ter zake
Diny Schouten
Van de leenrechtvergoeding, waarvoor minister Brinkman vorig jaar vijf miljoen gulden beschikbaar heeft gesteld, is uiteindelijk maar de helft bij de auteurs - voor wie de regeling in de eerste plaats getroffen is - terechtgekomen. Het was voor de kamerleden Nuis (D'66), Beinema (CDA), Dijkstal (VVD), Niessen (PvdA) en Lankhorst (PPR) aanleiding om minister Brinkman daarover drie vragen te stellen: ten eerste of het wáár is dat de leenrechtvergoedingen niet in de nadrukkelijk bedoelde verhouding van zeven staat tot drie tussen auteurs en uitgevers verdeeld zijn, ten tweede welke verklaring de minister voor die afwijking heeft, en ten derde of de minister ook van plan is in het vervolg te streven naar een zodanige uitvoering van de regeling dat recht gedaan wordt aan de bedoeling van de wet. Op de eerste vraag antwoordde de minister bevestigend. Vraag twee leverde als verklaring op dat de aftopping (voor de auteurs f 8000,-, voor de uitgevers f 3500,-) wel effect had voor de auteurs maar niet voor de uitgevers, dat uitgevers ook inden voor overleden auteurs, en dat uitgevers hun hele fondslijsten inleverden terwijl weinig publicerende auteurs niet de moeite hadden genomen om leengeld aan te vragen. Op de derde vraag was het antwoord dat ‘het streven erop gericht zal zijn om ook in de macroverdeling van de gelden over auteurs en uitgevers het zwaartepunt bij de auteurs te leggen.’ De onbedoelde effecten in de uitvoering kunnen echter niet uitgesloten worden, schreef Brinkman: ‘Ik kan daarom niet garanderen dat de uiteindelijke verdeling exact op de genoemde verdeling zeven staat tot drie uit zal komen.’ De belofte dat de minister zijn best zal doen stemt ondertekenaar Aad
Nuis echter tevreden. ‘De Kamer heeft nu vast laten leggen wat de verhouding moet zijn. Men is nu gewaarschuwd dat die verhouding wettelijk moet worden in de definitieve regeling in de Welzijnswet. Dat is de volgende stap waar wij kamerbreed om zullen verzoeken.’
Om te voorzien in de leemte die het beweende Engelstalige blad over de Nederlandse kunst en cultuur Delta heeft achtergelaten, financieren de ministeries van WVC en van Buitenlandse Zaken tegenwoordig het tijdschrift Dutch Heights. In de driekoppige redactie zitten twee ambtenaren (Louis Smit, voorlichter internationale betrekkingen bij WVC is hoofdredacteur), en dat betekent dat het blad onder ministeriële verantwoordelijkheid valt. In het eerste nummer veroorzaakte de uitleg dat het Vlaams een dialect is, te vergelijken met het Fries, daardoor reeds een diplomatiek incident waardoor Nederland heel even bevreesd kon zijn voor een omgekeerde Tiendaagse Veldtocht. In het zojuist verschenen tweede nummer staat een uitgebreide rectificatie, maar voor de toekomst wordt nu toch wel overwogen om te streven naar een redactie die onafhankelijk is. Een delegatie van Dutch Heights ging daarom eens een kijkje nemen bij Jozef Deleu, hoofdredacteur van de - voornamelijk door particulieren gesponsorde - biculturele tijdschriften Ons erfdeel en Septentrion. Deleu's hartelijke ontvangst moet sans rancune zijn geweest, want zijn voorstel om Engelstalige pendant van het Franstalige Septentrion te verzorgen, is destijds afgewezen. Tot verbazing van Deleu wilde Brinkman liever een blad voor de exclusieve export van Nederlandse cultuur. Deleu borg toen zijn plannen voor The Low Countries, waarvan hij de titel wettelijk claimde weer op. Zonder bitterheid, naar hij zegt, al blijft hij het vreemd vinden dat privatiseringsfan Brinkman niet enthousiast was voor zijn voorgestelde financiering: voor een derde uit particulier mecenaat, voor een ander deel uit abonnementen en met anderhalve ton subsidie. ‘We hebben nu heel
openhartig gepraat over wat ik goed en slecht vond aan hun blad,’ zegt Deleu. ‘Het zou niet mooi van mij zijn om er iets beledigends over te zeggen. De vormgeving vind ik mooi ogend, maar het is eerder een kijkblad dan een leesblad. Je kunt je afvragen of het wel aan de overheid is om zo'n blad uit te geven, en het blijft een weggeefblad. Als een particuliere instelling het blad uitgeeft zal die alles op alles zetten om betalende abonnees te werven. Nu lijkt het nog het meest op de bladen zoals Oost-Europese ambassades ze voor West-Europa maken.’ Kán men zich eigenlijk wel abonneren op Dutch Heights? Abonnees lijken even onwelkom te zijn als bij Boormans Wereldtijdschrift, want bij WVC verwijst men naar producent Fieggen, Huese & Partners, en daar verwijst men naar WVC. ‘Het is ook alleen maar bedoeld voor gratis verspreiding in het buitenland,’ legt Louis Smit uit. Wel wordt ter redactie overwogen om het blad in boekhandels te leggen, ‘maar voor Nederlanders staan er alleen maar bekende dingen in die men ook in De Volkskrant of Vrij Nederland kan lezen.’ Smit bestrijdt om die reden ook dat zijn blad pure propaganda zou bevatten: ‘Het artikel van Max van Rooy over de Stopera belicht ook de negatieve kanten en zou gewoon in de NRC hebben kunnen staan.’ Behalve over wie wie heeft uitgenodigd tot een gesprek, verschilt Smit in zienswijze met Deleu over het Holland Promotion-karakter van Dutch Heights. ‘Het is sowieso al een probleem om in het buitenland te laten weten dat Holland bestaat, en je maakt het alleen maar gecompliceerd door België erbij te halen.’ De afwijzing van Deleu's plannen was beslist geen
kwestie van budget: het vier keer per jaar verschijnende Dutch Heights kost WVC f 75.000,- per nummer.
In 1988 zal van de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek ‘het publiek haar mening mogen geven’ over wie Nederlands meest geliefde auteur is. Die man of vrouw krijgt dan de Publieksprijs voor het Nederlandse boek, plus f 15.000, -. Het genre dat bekroond wordt wisselt: het eerst komt de categorie ‘Romans en Verhalen’ aan de beurt, dan ‘Gedichten en Verzen’ en ‘Tekeningen en illustraties’. Vanaf 1990 herhaalt de volgorde zich. De mening van het publiek zal gepeild worden middels enquêteformulieren in boekhandel en bibliotheek. Een nominatiecomité - dat woord heeft Van Dale nog niet - zal om de keuze gemakkelijker te maken een selectie-vooraf maken. Twaalf auteurs in verschillende fictiongenres zullen worden gepresenteerd aan het publiek, ‘dat echter de mogelijkheid blijft behouden een auteur van eigen keuze in te vullen’. Dat het nomineren is afgekeken van de AKO-prijs, wordt door Klaske Jaspers, ‘actie-coördinator’ van de CPNB, heftig bestreden: ‘Literaire prijzen lijken nu eenmaal altijd wel in iets op elkaar.’ Het belangrijkste van de prijs is echter ‘dat het woord nu eindelijk eens aan de lezer is, en daarin verschilt deze prijs van alle andere prijzen,’ vindt mevrouw Jaspers. ‘Bij andere literaire prijzen is er altijd een jury, die op inhoudelijke gronden oordeelt, en hier gaat het om veelgelezen auteurs.’ Dat populariteit ook af te lezen is aan verkoopcijfers van uitgevers en uitleencijfers van bibliotheken is de CPNB niet ontgaan, ‘maar je kunt toch nooit absoluut zeker zeggen: dit is de meestgelezen auteur van Nederland, want dan zou de
administratie gedurende dertig jaar perfect gevoerd moeten zijn.’ Wie desondanks nu al begrepen heeft naar wie dit jaar de prijs gaat: Mien van 't Sant, en volgend jaar naar Nel Benschop en het jaar daarop naar Rien Poortvliet, heeft het toch heus mis, omdat volgens Klaske Jaspers de namen op de hitlijsten van bibliotheken weer andere zijn dan op de top-tienen van de boekhandels. Het is ook zelfs niet de bedoeling om een streekroman te bekronen, ‘want het kan ook een veelgelezen thriller-auteur zijn of een bekende schrijver van een literair werk. Voor ons zal het ook een verrassing zijn.’ Geheel tegen de tijdgeest in wordt de Publieksprijs voor het Nederlandse boek níet gesponsord.
publieksprys voor het nederlandse boek
Bij uitgeverij De Bezige Bij werd - uit tweehonderd reflectanten - de achtentwintigjarige neerlandicus Erik Breukink geselecteerd voor de post van redacteur voor het Nederlandse fonds. Breukink, betrokken bij de uitgave van de briefwisseling van A. Roland Holst met Henriëtte Roland Holst (die te zijner tijd bij De Arbeiderspers zal verschijnen) heeft enige ervaring met ‘het boekenvak’ door zijn huidige functie bij de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, maar geen ervaring met het vak van uitgever. ‘Het was zijn spiritualiteit die de doorslag gaf,’ zegt Han van Doorn van de Bezige Bij, die verbaasd stond over het percentage wetenschappers onder de sollicitanten. Het percentage jeugd beschouwt Van Doorn als een geruststellling, want: ‘We zijn wel een beetje onzeker of De Bezige Bij als bolwerk van de jaren zestig nog aantrekkelijk is voor jonge mensen.’