Bas Heijne
Waarom heet de bundel The Darker Proof?
Het is erg moeilijk om een titel te bedenken voor een verhalenbundel van twee verschillende auteurs. We wilden in ieder geval niet direct naar AIDS verwijzen. In de dagboeken van Cocteau las ik hoe hij een voorstelling van Racines Brittanicus bezocht, waarin zijn vriend Jean Marais speelde. Toen de acteurs hem naderhand vroegen wat hij ervan vond, zei hij: ‘Het is goed, niets aan veranderen, maar jullie moeten alleen een donkerder proef drukken.’ Een term uit de drukkerij, je drukt dezelfde tekst, maar donkerder. De titel is ambigu, want het Engelse proof betekent ook toets, test en ook nog bewijs. Wat wij willen zeggen, is dat AIDS alle kenmerkende eigenschappen van het homoseksuele bestaan naar voren heeft gehaald maar tevens in een somber licht heeft gesteld.
Hoe is jullie samenwerking tot stand gekomen?
In Granta had Adam Mars-Jones zijn verhaal ‘Slim’ gepubliceerd. Dat is het woord dat Afrikanen voor AIDS gebruiken, omdat je er slank van wordt. Naar aanleiding van dat verhaal vroeg Faber hem een hele bundel te schrijven. Adam dacht niet dat hij een boek zou kunnen vullen. Ik had mijn verhaal ‘An Oracle’ al gepubliceerd en toen ontstond het idee om het samen te doen, allebei ongeveer de helft. Ik heb nog één lang verhaal geschreven. Adam in totaal vier. We wilden het zo snel mogelijk publiceren en alleen als paperback, zodat het niet te duur zou zijn en iedereen het boek zou kunnen kopen.
Dat wijst op een dringende noodzaak.
Een van de redenen is dat de media in Engeland zo hysterisch op AIDS hebben gereageerd. Zoals je weet heeft de regering daar miljoenen uitgegeven om de mensen voor te lichten over hoe ze de ziekte kunnen voorkomen. Dat heeft misschien een positief effect gehad, in de zin dat mensen meer bewust geworden zijn, maar zeker ook een groot negatief effect. De mensen doen hysterisch over hun eigen gezondheid en er heeft een uitbarsting van vijandig gedrag jegens homoseksuelen plaatsgevonden. Niet alleen is het zogenaamde potenram men sterk toegenomen, maar zelfs serieuze mensen in de regering tonen zich uiterst vijandig. In het Lagerhuis zeggen mensen dingen als: ‘Homoseksuelen zouden geïnterneerd moeten worden.’ Verder hoef je alleen maar de kranten te lezen om te weten wat er in Beieren, IJsland, Finland, Japan, Saoedi-Arabië gebeurt. Ik geloof dat landen die al reactionair en isolationistsch zijn AIDS gebruiken om vreemdelingen buiten de deur te houden.
Gezien deze uiterst slechte situatie in de wereld, is het belangrijk dat schrijvers hun lezers duidelijk maken - en in het bijzonder heteroseksuele lezers - hoe het is om als een homoseksuele man over AIDS na te denken, hoe het is om seropositief te zijn, kortom, hoe het is om al deze morele vragen en psychologische problemen het hoofd te bieden.
Wie verhalen over een dergelijk onderwerp schrijft, neemt een sociale verantwoordelijkheid op zich.
Precies. Een van de criteria die wij onszelf met betrekking tot dit boek gesteld hebben is nauwkeurigheid, exactheid. De medische feiten moesten kloppen. Zoiets wordt gewoonlijk niet van een schrijver gevraagd. Adam en ik belden elkaar voortdurend met wederzijdse vragen. Over de gevolgen van het seropositief zijn, en dergelijke.
Toch beklaag je je in States of Desire over lezers en critici die een roman als journalistiek zien.
Ik heb gemerkt dat mijn mening daarover ingrijpend veranderd is, en de reden is AIDS. Toen ik 1980 States of Desire schreef, waren zowel de commerciële homoseksuele subcultuur als de homobeweging, twee verschillende zaken, zeer machtig. Het zag ernaar uit dat zij zouden winnen, dat wil zeggen dat in de Verenigde Staten homoseksuelen tot een volwaardige etnische groepering zouden worden. Dat is nu eenmaal de vreemde manier waarop men in Amerika politiek bedrijft: hier de joden, daar de zwarten, de homoseksuelen en daar de vrouwen.
‘John Updike is een soort entertainer voor intellectuelen. Schrijvers als James Baldwin, Germaine Greer, Christopher Isherwood hebben werkelijk aandachtige lezers.’
Hoe dan ook, het leek erop dat homoseksuelen een eigen identiteit zouden krijgen binnen de Amerikaanse samenleving en in die situatie voelde ik me op geen enkele manier verplicht tot een politieke stellingname. Maar nu loopt de homoseksuele gemeenschap plotseling groot gevaar door het verschijnsel AIDS, iets wat niemand had kunnen voorspellen.
We hebben er zo lang over gedaan ons te bevrijden van de medische definitie van homoseksualiteit en nu wordt dat medische stempel opnieuw op ons gedrukt. Wanneer je nu door de straten van New York loopt, zie je geen homoseksuelen meer. Ze zijn opnieuw onzichtbaar geworden. Alle oude problemen, onzekerheid, schuldgevoel, zijn weer opgedoken. Kortom, er zijn veel, erg veel problemen. In de begindagen van de homobeweging zou ik nooit vanuit een politiek standpunt hebben geschreven, maar nu zie ik dat als een noodzakelijk iets.
Zou je nu aarzelen een ‘mythische’ roman te schrijven als Caracole, een roman die weinig of niets met homoseksualiteit te maken heeft?
Ik denk niet dat ik op dit moment een boek als Caracole zou schrijven, omdat het misschien verkeerd uitgelegd zou worden, namelijk als een poging van mij om mijn homoseksualiteit weg te moffelen. Toen ik op de Franse televisie werd geïnterviewd over Caracole, in Bernard Pivots programma Apostrophes, noemde ik mijzelf voortdurend een ‘gay writer’, wat iedereen bijzonder irritant vond. Maar ik wilde niet dat ook maar iemand zou denken dat ik mijn eigen homoseksualiteit wilde verzwijgen door juist nu een boek te schrijven zonder homoseksuele personages.
De roman die ik zo juist heb afgemaakt, die The Beautiful Room is Empty heet en het vervolg is op A Boy's Own Story, handelt zeer specifiek over de evolutie van de homoseksuele identiteit. Het is de meest politieke roman die ik heb geschreven. Het boek eindigt met de Stonewall-rellen in 1969, die het begin vormden van de emancipatiebeweging. De personages in dat boek accepteren voor zichzelf de medische definitie van homoseksualiteit. Zij beschouwen zichzelf als ziek, ze haten zichzelf, overtuigd als ze zijn van de juistheid van de Freudiaanse psychoanalyse. Ze rebelleren tegen het systeem, maar op een verwarde, niet erg bewuste manier. Ik wil mensen die nu opgroeien laten zien hoe het toen was, omdat ik bang ben dat die tijd terugkomt.
Het lijkt erop dat niet alleen homoseksuelen, maar tevens veel heteroseksuelen zich een persoonlijke angst voor AIDS hebben eigen gemaakt. terwijl er voor hen, wanneer zij eenvoudige voorzorgsmaatregelen treffen, nog maar weinig reden voor paniek is. Is er een verklaring voor dit verlangen naar angst?
Ja, dat is vreemd, want zelfs nu heeft slechts één of misschien twee procent van de AIDS-patiënten in New York de ziekte opgelopen door heteroseksuele seks. En toch heerst er daar een algemene hysterie. In een of ander Amerikaans blad las ik over allerlei clubs voor alleenstaande mensen, waarvan de leden iedere zes maanden hun bloed moeten laten testen. Ze hebben daar pasjes met je foto en een medische verklaring dat je niet seropositief bent. Dat laat je dan zien aan je partner voor je met elkaar naar bed gaat. Die belachelijke clubs verdienen er goud aan. Ik geloof echter dat deze behoefte aan angst groter is in protestante landen dan in van oudsher katholieke naties. Fransen doen in de regel bijvoorbeeld veel minder paniekerig over ziekten en hygiëne en dergelijke dan Engelsen, Duitsers en Amerikanen.
Is het misschien ook omdat seks en dood in de westerse cultuur van oudsher een onafscheidelijk duo vormen? In slechte Amerikaanse horrorfilms moeten jonge, aantrekkelijke stelletjes seksueel contact doorgaans met een gruwelijke dood bekopen.
Je bedoelt dat AIDS als een excuus fungeert om te kunnen denken wat men eigenlijk altijd al dacht? Dat is heel goed mogelijk. Wat we ons met betrekking tot seks moeten realiseren, is dat de meeste mensen er niet aan doen. Er is een kleine groep mensen - ongehuwd, gezond, aantrekkelijk, financieel onafhankelijk, wonend in de grote steden - die de vrijheid