Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Het geval franza door Ingeborg Bachmann Vertaling: Paul Beers Uitgever: Amber, 243 p., f 34,50Wil RouleauxHet verzamelde werk van de Oostenrijkse schrijfster Ingeborg Bachmann omvat vier banden met in totaal ruim tweeduizend bladzijden. Dat lijkt een gemiddelde produktie voor een schrijfster die slechts zevenenveertig jaar oud werd - ze stierf in 1973 aan de gevolgen van een mysterieus brandongeval in haar woonplaats Rome. Een groot gedeelte van die ruim tweeduizend bladzijden wordt echter gevuld met nagelaten en fragmentarisch werk, alsmede met het zelfs voor Duitse begrippen zeer uitgebreide commentaar van de bezorgers. Wat overblijft en wat werkelijk van belang is beslaat ongeveer duizend bladzijden. Daarbinnen kan weer een duidelijke splitsing worden gemaakt. Aan de ene kant staat het vroege werk van Ingeborg Bachmann, dat haar een grote roem bezorgde en dat door de Duitse kritiek unaniem werd geprezen. Hiertoe behoren haar beide dichtbundels Die gestundete Zeit (1953) en Anrufung des grossen Bären (1961) en haar onvergetelijke verhalenbundel Das dreissigste Jahr (1961). Aan de andere kant staat het werk uit haar laatste twaalf levensjaren, dat door de kritiek erg tegenstrijdig en veelal negatief werd ontvangen. Hiertoe behoren haar enige voltooide roman Malina (1971) en ook haar verhalenbundel Simultan (1972). Ingeborg Bachmann. die al op vierentwintigjarige leeftijd was gepromoveerd op Martin Heidegger - en wiens existentialisme samen met de taalfilosofie van Wittgenstein haar vroege werk sterk heeft beïnvloed -, koos na voltooiïng van haar eerste verhalenbundel in 1961 voor een geheel nieuwe koers. Tot aan haar dood zou ze werken aan een romancyclus die de titel Doodsoorzaken (‘Todesarten’) moest krijgen, een cyclus waarin enkele manieren beschreven zouden worden waarop vrouwen door mannen tot wanhoop worden gebracht en vervolgens de dood ingedreven. Malina is de enige voltooide en tijdens haar leven nog gepubliceerde roman uit deze cyclus (hij werd besproken in de Boekenbijlage van 1 februari 1986). Het geval Franza was eveneens gepland als onderdeel van Doodsoorzaken. Deze roman werd weliswaar grotendeels voltooid, maar verscheen pas voor het eerst in druk binnen haar verzamelde werk in 1978. Samen met het fragmentarisch gebleven Requiem voor Fanny Goldmann, dat ook bestemd was voor haar cyclus, is het onlangs in vertaling verschenen. Hoewel Ingeborg Bachmann in strikte zin geen autobiografisch proza schreef, heeft ze voor haar Doodsoorzaken toch ruimschoots uit eigen leven geput. Net als voor de door haar beschreven personages was het leven voor de Oostenrijkse schrijfster een ware kwelling; zeker in de latere jaren. Volgens degenen die haar gekend hebben was ze een wereldvreemde, ja uiterst labiele en neurotische vrouw, die bovendien in toenemende mate afhankelijk was van drugs. | |
GetemperdIn Het geval Franza worden de lotgevallen verteld van de drieëndertigjarige titelheldin. Franza is getrouwd met de veel oudere Weense professor in de psychiatrie Leo Jordan, die eerder al twee vrouwen te gronde heeft gericht. De roman begint op het moment waarop Franza zich zwaar geestesziek heeft teruggetrokken in het vroegere ouderlijke huis in Karinthië. Daar ontfermt Franza's vijf jaar jongere broer Martin zich over haar. Deze Martin, een jonge Weense wetenschapper, is met zijn kordate optreden, zijn afkeer van de carrièreman Jordan, zijn levensvatbaarheid (ook op erotisch gebied) en zijn humor de regelrechte tegenpool van Franza. Maar ook hij is niet in staat om zijn zus uit haar ‘dodelijke verstarring’ te bevrijden. Integendeel, ze onderneemt een zelfmoordpoging, die echter vooralsnog goed afloopt. In het tweede hoofdstuk worden de oorzaken van Franza's toestand blootgelegd. Professor Jordan heeft zijn levensgezellin tot een psychiatrisch geval gemaakt. Hij heeft haar vernederd en opzettelijk gekrenkt en uiteindelijk haar zieleroerselen in steno aan het papier toevertrouwd (‘Het geval F.’), notities die waarschijnlijk met opzet in haar bezit zijn geraakt. In het laatste hoofdstuk vertrekt Franza met haar broer naar Egypte. Daar treedt aanvankelijk een verbetering in, ze lijkt er ‘bruin en stabiel’ te worden, maar al spoedig wordt duidelijk dat haar wonden te diep zijn om nog te kunnen genezen. Haar broer begrijpt steeds minder van haar, haar persoon desintegreert. Als ze in de buurt van een pyramide opnieuw door een man wordt lastiggevallen, besluit ze om een einde aan haar leven te maken. Het boeiendst van Het geval Franza zijn de eerste twee hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk wordt (althans voor de helft) verteld vanuit het perspectief van Franza's broer Martin, waardoor de loodzware thematiek op een aangename wijze wordt getemperd. In het tweede hoofdstuk bericht Franza in de ik-vorm over haar periode met Jordan. Dit gedeelte van de roman is echter het meest fragmentarisch gebleven - het telt slechts zestien brokkelige bladzijden -, waardoor we over Jordan en daarmee over de oorzaken van Franza's geestesziekte te weinig te weten komen. Weliswaar vernemen we dat Jordan haar tot studieobject heeft gemaakt, en dat hij in een voorwoord bij een boek wel zijn medewerkers maar niet zijn vrouw bedankt, maar dat is toch te weinig om hiermee Franza's totale psychische ontreddering te verklaren. Over haar verdere achtergronden lezen we weinig of niets. Bovendien wordt in dit fragmentarische hoofdstuk (en trouwens ook in het slotgedeelte) terloops gesuggereerd dat er nog een andere oorzaak is voor de trauma's van de hoofdpersoon. In Franza's dromen en hallucinaties valt namelijk de persoon Jordan samen met een vaderfiguur; een vaderfiguur die overigens in de roman Malina geheel alleen verantwoordelijk is voor de ondergang van de hoofdpersoon. Hoe dit ook zij, Ingeborg Bachmann heeft met de verklaring voor Franza's handelen grote moeite gehad, en dat is ongetwijfeld de oorzaak waarom deze roman - die enkele zeer geslaagde fragmenten bevat - niet helemaal is voltooid. | |
OntredderingEvenmin voltooid, maar eigenlijk boeiender dan de voorafgaande roman, is het slechts veertig bladzijden tellende Requiem voor Fanny Goldmann. Dit verhaal (‘Uit de ontwerpen van een roman’ luidt de ondertitel) is vergeleken met de roman over Franza veel luchthartiger en bij vlagen zelfs uitgesproken humoristisch, hoewel het ook hier met de hoofdpersoon slecht afloopt. De Weense actrice Fanny, afkomstig uit een familie waarin zelfmoord geen onbekend verschijnsel is, is getrouwd met de Amerikaan Goldmann. Deze gaat een affaire aan met een andere actrice, waarna Fanny ten prooi raakt aan een ‘eerste, lang aanhoudende kwelling’. Enkele jaren later, nadat ze van Goldmann gescheiden is, krijgt ze kennis aan de tien jaar jongere would-be-schrijver Toni Marek. Deze op zijn beurt vat na verloop van tijd liefde op vooreen ‘progressieve fotografe’ waarmee hij uiteindelijk trouwt. Fanny kwijnt langzamerhand weg, ze moet ervaren dat Marek een boek over haar heeft geschreven (een opmerkelijke parallel met de roman over Franza), en op de laatste bladzijde blijkt ze gestorven. Zowel met Fanny als met Franza (als met de hoofdpersoon uit de roman Malina) loopt het dus slecht af. Ingeborg Bachmann is er echter alleen in Malina in geslaagd om echt aannemelijk te maken dat de man verantwoordelijk is voor de ondergang van de vrouwelijke personages. Want wat hierboven werd gezegd over Het geval Franza geldt ook voor Requiem voor Fanny Goldmann: het zieleleed van de vrouw wordt onvoldoende verklaard uit haar relaties met de mannen. (Fanny Goldmann is curieus genoeg in alle opzichten de meerdere en ook veel stabieler dan de schrijver Toni Marek. Ergens luidt het: ‘Toni liep gevaar en Fanny was zijn steun, schild en toeverlaat.’) In het nawoord bij Malina merkte vertaler Paul Beers twee jaar geleden op: ‘Bachmann tekent de vrouw niet alleen als slachtoffer van de man, maar ook als slachtoffer van haar sensibiliteit. De gevolgen zijn: onaangepastheid, innerlijke onzekerheid, labiliteit, ontreddering bij afwijzing.’ Dat lijkt me een volkomen juiste constatering. Bachmanns hypergevoelige en neurotische vrouwen lijden, meer nog dan aan hun medemensen, aan zichzelf, of eigenlijk: aan het menselijke tekort. In Malina wordt dit ergens het ‘schizoïde van de wereld’ genoemd, en in Requiem voor Fanny Goldmann fraaier nog ‘het lapwerk aan een mens’. Overigens hebben Ingeborg Bachmanns vrouwelijke personages meer met elkaar gemeen dan alleen een labiele psychische constitutie. Het zijn zonder uitzondering vrouwen met een bovenmatig ontwikkeld schoonheidsgevoel, die ook in intellectueel opzicht hun omgeving meestal verre de baas zijn. Het zijn ook vrouwen die, ondanks dat ze menige dichter en denker tot hun bagage rekenen, en vaak in artistieke kring verkeren, er doorgaans nogal traditionele opvattingen op na houden over wat genoemd wordt de man-vrouwrelatie. Zowel voor de roman over Franza als voor het verhaal over Fanny Goldmann geldt dat sterke en zwakke fragmenten elkaar afwisselen. Zwak vond ik vooral het in Egypte gesitueerde slothoofdstuk uit Het geval Franza, terwijl ook Requiem voor Fanny Goldmann, dat voor mij een echte verrassing was, iets minder boeiend wordt naarmate het einde vordert. Ook in stilistisch en compositorisch opzicht zijn beide werken niet evenwichtig, zoals van nagelaten en ten dele fragmentarisch gebleven werk ook niet anders verwacht mag worden. Anderzijds staan er in dit derde deel van wat blijkbaar een complete Nederlandse Ingeborg Bachmann-vertaling gaat worden schitterende staaltjes van fijnzinnige psychologie en subtiel taalgebruik. ■ |
|