Brieven
Julien Weverbergh
Julien Weverbergh heeft de reputatie een gevreesd polemist te zijn (geweest, lang geleden). Toch is Weverberghs scheldwoordenschat niet het enige wapen waarmee hij zijn éénmanskolonelsregime in de Vlaamse letteren vele jaren wist te handhaven. Wat Weverbergh nog veel beter kan dan brullen, is fluisteren. Wat hij dan zoal fluistert? Halve waarheden, vage beschuldigingen, onduidelijke insinuaties. Uitspraken die geen uitspraken zijn en die hun effectiviteit danken aan het feit dat je ze zelden of nooit kunt controleren. Weverbergh lastert zelfs per citaat, zoals in Ter zake (Boekenbijlage, 13 juni). Aan de hand van een artikel van Tom Lanoye, verschenen in het Vlaamse dagblad ‘De Morgen’, suggereert Weverbergh dat ondergetekende misbruik maakt van zijn lidmaatschap van de commissie die de Vlaamse minister van cultuur adviseert inzake het letterenbeleid. Ik ben immers als redacteur werkzaam bij de uitgeverij Manteau (precies, die waar Weverbergh een jaar geleden aan de deur werd gezet), het kan dus niet anders of ik zal de minister influisteren dat het ministerie bij wijze van subsidie vooral boeken moet kopen van auteurs die hun werk bij Manteau publiceren. Vreemd genoeg vergeet Weverbergh hier - en dit terwijl hij er zich enkele regels hoger bitter over beklaagt - dat minister De Wael de aankoop van boeken door zijn diensten heeft teruggeschroefd omdat die vorm van subsidiëring volgens hem neerkomt op verkapte steun aan het uitgeversbedrijf, iets waar de minister als liberaal bezwaren tegen heeft. Zoals Weverbergh (en zoals de meeste mensen die in Vlaanderen iets met literatuur te maken hebben), heb ik mijn bedenkingen bij die politiek. Maar ik denk niet dat de minister daarom voor mij een uitzondering zal maken op die politiek. ook al blijft Manteau een jaar na Weverberghs vertrek nog steeds de belangrijkste uitgever van literatuur in Vlaanderen. Ik ben overigens maar één van de elf
commissieleden. De anderen zouden mij zeker tot de orde roepen als ik probeerde Manteau-auteurs een voorkeursbehandeling te bezorgen (op twee uitzonderingen na is geen enkel lid Manteau-auteur). Maar zelfs wanneer mijn collega's dat niet zouden doen, blijft het de minister die uiteindelijk de beslissingen neemt, ook tegen de adviezen van de commissie in. Dat is zijn wettelijk prerogatief en De Wael heeft in het recente verleden herhaaldelijk bewezen dat hij er daadwerkelijk gebruik van maakt. Het letterenbeleid in Vlaanderen is niet om over naar huis te schrijven - op dit punt heeft Weverbergh volkomen gelijk - maar dat is niet de schuld van de commissie of van haar individuele leden. Integendeel. Zij zelf derven gedurende jaren iedere vorm van subsidiëring om voor hun collega's zoveel mogelijk kastanjes uit het vuur te halen. Het enige wat zij voor hun diensten in ruil krijgen is een gratis treinticket Brussel heen en terug.
Ik werk sedert 1 april jl. bij Manteau; de kans is dan ook groot dat de minister voordien al het voornemen had mij als lid van de commissie aan te stellen. Normaliter wordt die immers bij het begin van het jaar geïnstalleerd. Dat zulks dit jaar niet gebeurde is het gevolg van allerlei omstandigheden, die hier niet ter zake doen. Dat de minister aan mij heeft gedacht, is niet zo gek. Voor ik bij Manteau in dienst trad, publiceerde ik een roman en was jarenlang actief als recensent, literair journalist en medewerker aan een literair tijdschrift. Bovendien wil de minister extra aandacht besteden aan debuterende en jonge schrijvers zodat hij best iemand gebruiken kan die op de hoogte is van hun problemen. Ik ben één van de weinige recensenten van mijn generatie (ik ben 29) in Vlaanderen en ik ben de eerste die zo frekwent en uitvoerig aandacht besteedde aan het werk van mijn leeftijdgenoten (van wie de meesten niet door Weverbergh werden ontdekt!), met name in het weekblad ‘De Nieuwe’.
Mijn lidmaatschap van de commissie heeft dus alles met mijn literaire activiteit en niets met mijn broodwinning als redacteur te maken. Ik kàn niet doen waar Weverbergh mij nu - na welgeteld één commissievergadering! - van beschuldigt en ik wil het ook niet doen. Uit morele overwegingen en omdat ik mijn onafhankelijkheid als schrijver en criticus niet op de helling zet omdat ik toevallig vooreen uitgever werk. Dat Weverbergh zo'n hekel aan mij heeft is trouwens uitgerekend het gevolg van het feit dat ik mij niet laat manipuleren. Hoe verbijsterend ik het ook blijf vinden, toen Weverbergh een jaar geleden werd ontslagen, was ik de enige (!) journalist in heel Vlaanderen die niet alleen uitgebreid Weverberghs visie van de feiten weergaf, maar ook die van andere betrokkenen (Ward Ruyslinck, Angèle Manteau). Weverbergh neemt waarschijnlijk aan dat ik daar mijn betrekking bij Manteau aan te danken heb, maar als dergelijke praktijken in de uitgeverij gebruikelijk waren, had hij zelf twintig mensen of meer in dienst moeten nemen.
Pathetisch is tenslotte dat Weverbergh zich voor zijn kleffe uitlatingen verschuilt achter Tom Lanoye - die trouwens een leuk stuk over mij heeft geschreven en wiens verontwaardiging over allerlei toestanden in de Vlaamse letteren niet altijd even gefundeerd, maar voor zover ik weet wel oprecht is. Ik vind het zielig dat Weverbergh zo verwoed probeert een succesrijk jong schrijver (die ook al niet door hem ontdekt werd) op te vrijen. Gelukkig trapt Lanoye daar niet in. In de laatste boekenbijlage van ‘De Morgen’ (13 juni) publiceerde hij voor de verandering een paar leuke wetenswaardigheden over Weverberghs kroost en over zijn jongste ontdekking, de schrijfster Kristien Hemmerechts, die haar volgend boek liever in Nederland zou publiceren.
Antwerpen
Jan Lampo
PS.: Weverbergh is niet de uitgever van Clem Schouwenaars. Weverbergh is bij uitgeverij Hadewych alleen verantwoordelijk voor de boeken die met de inprint ‘H’ verschijnen. Die van Schouwenaars behoren daar niet toe. Zij verschijnen met de inprint ‘Hadewych’.