Afgeprijsd
Welke boeken leest de romanheld (in)? Wat leest bijvoorbeeld Emma Bovary in de naar haar genoemde roman van Flaubert? Het is te vinden in de voortreffelijke studie van Ralph-Rainer Wuthenow Im Buch die Bücher oder Der Held als Leser (De Slegte, 197 p., f 6,95). Madame Bovary leest Paul et Virginie, en het beeld van wat geluk moet zijn heeft ze uit dat boek. Helaas ziet de werkelijkheid er anders uit. Ook Don Quichote was een toegewijd romanlezer, evenals Des Esseintes en Dorian Gray. In Lawrence Grobels Conversations with Capote (Van Gennep, 244 p., f 12,90) leest de hoofdpersoon eveneens. Op Grobels vraag wat hij het mooiste boek van de eeuw vindt is Truman Capotes antwoord verrassend: Out of Africa van Karen Blixen. Waarom? ‘Because it's so perfectly written. It's so beautifully feit. Everything about it.’
Curt Paul Janz schreef een monumentale Nietzsche-biografie in drie delen (Martyrium, 1900 p., f 41,50). Hij bracht een verbluffende hoeveelheid materiaal bijeen, waarin volgens Die Zeit zelfs Nietzsche-kenners nog onverwachte vondsten kunnen aantreffen. Ook zeer uitvoerig is Faulkner, de biografie die Joscph Blotner schreef (Van Gennep, 778 p., f 24,90). Eén anekdote. Als een vriend op goed moment in een roman van Proust zit te lezen zegt Faulkner: ‘In sommige opzichten had Proust geluk. Hij hoefde niet altijd voor zijn boterham te concurreren met Hollywood. Ik zou liever mijn tijd hebben doorgebracht in die met kurk beklede slaapkamer van hem, met astma en alles erbij.’ Minder uitvoerig is het relaas Balthasar G., op prettig-ironische toon geschreven bladzijden over de man die Willem de Zwijger vermoordde (Van Gennep, 123 p., f 3,50). De drie schrijvers Peter Paul de Baar, Els Kloeck en Tom van der Meer hebben niet alleen de voorgeschiedenis maar ook de ‘nageschiedenis’ van de moord verhaald tot en met de versie van Jeroen Krabbé van de stamvader van ons vorstenhuis. Balthasar G. bevat aardige feiten. Bijvoorbeeld dat paapse geestelijken na de moord te Den Bosch een Te Deum aanhieven, waarop Gods wrake in de vorm van een blikseminslag in de kerktoren volgde. De manier waarop Balthasar ter dood is gebracht vervult je met schaamte.
Meer bloederige taferelen in Emmanuel Le Roy Laduries Het carnaval van Romains, in een uitstekende (en volledige!) Nederlandse vertaling (Scheltema/Holkema, 425 p., f 19,90). Met veel eruditie beschrijft Le Roy Ladurie de twee wel zeer woelige weken van februari 1580, waarin de partijen elkaar verkleed afmaakten. Een meeslepend boek, ondanks de vele exacte gegevens en uitweidingen over soms gecompliceerde historische verhoudingen. Net zo meeslepend is Ian Sayer en Douglas Bottings Nazi Gold (Scheltema/Holkema, 387 p., f 12,50). Toen beide auteurs in het Guinness Book of Records lazen dat de grootste roof die in 1945 van het goud uit de Duitse Bank in Berlijn was, zochten ze naar de huidige verblijfplaats van de schat. Op basis van archiefonderzoek en getuigenissen komen de auteurs op het spoor van corruptie, georganiseerde misdaad, waarbij ook de Amerikaanse bezetter van naoorlogs Duitsland verre van schone handen blijkt te hebben. In 1724 verscheen Roxana, The Fortunate Mistress van Daniel Defoe (De Slegte, 350 p., f 8,95). Jeanne Polderman vertaalde deze fascinerende roman in hel Nederlands. Het is het levensverhaal van een ambitieuze vrouw die na een mislukt huwelijk haar kinderen in de steek laat om zich in een reeks amoureuze avonturen te storten. Hier en daar redeneert Roxana zeer vrijmoedig, en handelt dienovereenkomstig. Zo haalt ze op basis van het bijbelverhaal waarin Rachel haar slavin bij Jakob liet slapen haar kamenier over het bed van haar geliefde te delen.
‘Ja, bekijkt U mij maar goed, om het tot U te laten doordringen: ik ben een vrouw. Een vrouw op de troon van de Paus. Voor de eerste keer een vrouw.’ Zo begint Esther Villars De Amerikaanse Pausin. Haar ambtsaanvaardingsrede, in Nederlandse vertaling van F.J.P. Heynen (De Slegte, 120 p., f 4,95). Dit ‘bijzonder boek voor gelovigen en ongelovigen’ speelt in het jaar 2014, als de katholieke kerk door verregaande hervormingen in verval is geraakt. Dat na de hausse in Jacob Israël de Haan-uitgaven van de afgelopen jaren nu een aantal titels is afgeprijsd, zal niemand verbazen. Dat neemt niet weg dat Nerveuze vertellingen (Martyrium, 113 p., f 8,90) heel aardige verhalen bevat, en het ‘vrouwenboek’ (zoals het door bezorgers Leo Ross en Rob Delvigne wordt genoemd) Ondergangen (Martyrium, 96 p., f 9,90) een heel aardige roman is. De mooiste zin in deze niet bepaald vrolijke boekjes vond ik ‘En zij snikte droevelings’. Homerus' Odyssee werd door Bertus Aafjes vertaald; toen hij dit werk af had reisde hij Odysseus na en schreef er een boek over: Dooltocht van een Griekse held (samen met de vertaling in één cassette. Martyrium, 616 p., f 19,90). Niet in alles volgt Aafjes zijn voorganger: hij trekt 's avonds een pullover aan. ‘Mijn vereerde held mocht dan naakt onder de olijven geslapen hebben, ook de bewondering kent grenzen.’
Een goede introductie tot de geschiedenis van een van de intrigerendste gebieden in de schone letteren is Patrick J. Kearney's A History of Erotic Literature (Van Gennep, 192 p., f 19,50). Al lezend opent zich een wereld van seksueel maar zeker ook niet in de laatste plaats bibliofiel genoegen. Met opgewekte illustraties.
Drie inspirerende bloemlezingen tot slot. Gert Kaiser verzamelde middeleeuwse dodendansen en drukte ze met bijbehorende houtsneden af in Der Tanzende Tot (Scheltema/Holkema, 351 p., f 5,75). De dood tegen een ‘Waldbruder’: ‘Bruder, komm aus Deiner Klause. Halt ein, das Licht lösche ich Dir aus.’ In Das kalte Herz (Scheltema/Holkema, 366 p., f 4,25) zocht Manfred Frank teksten van rond 1800 bijeen waarin ‘verstening’ centraal staat. In een lijvig essay trekt Frank parallellen tussen het beeld van het versteende hart, zoals dat in de bellettrie terug te vinden is (of ‘hersenverstening’), en soortgelijke beeldspraken in economische teksten. De verstening, zo beweert Frank, is symbool van de effecten van industrialisatie en kapitalisering van de samenleving. Een voorbeeldige uitgave is Felix Philip Ingolds Literatur und Aviatik. Europäische Flugdichtung 1909-1927 (De Slegte, 509 p., f 27,50). Het vliegtuig in de literatuur, van Blériots Kanaaloversteek tot Lindberghs vlucht over de Atlantische Oceaan. Met illustraties, uitgebreide bibliografie en register. De Italiaanse futuristische dichter Marinetti schreef: ‘Rasen rasen fliegen fliegen Gefahr Gefahr tausend hundert tausend Gefahren weit leicht gewichtig gründlich und entfesselt.’ Franz Kafka heeft zich in een vliegtuig laten fotograferen, maar dat is op een doek geschilderd en staat in een fotografenstudio. Heeft Kafka ooit in een echt vliegtuig gezeten? Hij heeft in ieder geval uitgebreid geschreven over de luchtvaart in de kinderschoenen.
ATTE JONGSTRA