| |
| |
| |
Een gesprek met de Russische dichteres Irina Ratoesjinskaja
‘In het kamp was het heel licht in mijn ziel’
‘Het lot van Russische schrijvers en dichters is altijd tragisch geweest’
Irina Ratoesjinskaja is geboren in 1954, in Odessa. Ze studeerde daar natuurkunde, werd lerares op een pedagogisch instituut en schreef gedichten die verspreid werden via de ondergrondse pers, de samizdat. Na haar huwelijk met de fysicus Igor Gerasjtsjenko verhuisde ze naar Kiev, waar ze contacten kreeg met de Russische beweging voor de rechten van de mens. In 1981 werd ze tien dagen vastgehouden toen ze had deelgenomen aan een protestdemonstratie in Moskou. In 1982 volgde een tweede arrestatie, ditmaal vanwege haar poëzie, die het stempel van ‘anti-sovjetagitatie’ kreeg opgedrukt. Er volgde een proces en een uitzonderlijk zwaar vonnis: zeven jaar werkkamp met streng regime en vijf jaar verbanning. Ratoesjinskaja werd overgebracht naar een kamp in Mordovië en belandde in de zogenaamde Kleine Zone, voor zeer gevaarlijke politieke misdadigsters. Ondanks het scherpe toezicht van de KGB slaagde Ratoesjinskaja erin haar gedichten naar buiten te smokkelen; deze verschenen vervolgens in de samizdat en kwamen ook in het Westen terecht. De wereld begon zich haar lot aan te trekken. Amnesty International en PEN eisten haar vrijlating. Vorig jaar werd haar het jaarlijkse eregeld toegekend van het Rotterdamse Poetry International-festival. Begin oktober vorig jaar, aan de vooravond van de ontmoeting tussen Reagan en Gorbatsjov in Reykjavik, werd Irina Ratoesjinskaja onverwachts vrijgelaten. Twee maanden later kregen zij en haar echtgenoot toestemming om naar het Westen te vertrekken. Begin juni was ze de gast van Poetry International. Enkele dagen na afloop werden haar de burgerrechten afgenomen. Willem G. Weststeijn sprak met haar in Rotterdam, over haar ontwikkeling als dichteres, haar arrestaties, haar geringe hoop op geestelijke of zelfs fysieke vrijheid voor Russische intellectuelen onder Gorbatsjov. Ratoesjinskaja heeft als poet
in residence tijdelijk onderdak gevonden bij de North West University, Chicago. Ze is bezig met een boek over haar kampervaringen. Het echtpaar Gerasjtsjenko overweegt zich te gaan vestigen in Engeland: ‘Het hangt ervan af waar mijn echtgenoot werk kan krijgen. Voor mij is dat minder belangrijk. Gedichten schrijven kan ik overal.’
Niets is lager dan jouw nachten.
Wat bracht jij trouwe onderdanen voort,
Hoe vlijtig vernietigde je ieder,
Maar veroordeeld tot liefde voor jou!
Als jouw verslagenen onschuldig zijn,
Waarom zijn je nachtegalen dan stil?
Wat droom ik vaak van jouw gekruizigden!
Hoe ik weldra in hun voetspoor
Eenzelfde dood tegemoet gaan!
Langs jouw ergste lijdensweg -
Vertaling: Kristien Warmenhoven.
Uit: Maatstaf, 1987/4
| |
Willem G. Weststeijn
Je bent nu bijna een half jaar in het westen en hebt in die tijd nogal wat gereisd: Engeland, Amerika, Oostenrijk, West-Duitsland, Nederland, en je hebt talloze mensen ontmoet. Valt dit leven je niet zwaar, zowel geestelijk als fysiek, na je jarenlange verblijf in gevangenis en werkkamp, verlang je niet naar rust?
Natuurlijk verlang ik naar rust voor mezelf. Maar als ik 's morgens wakker word en, zoals hier, ontbijt in een westers hotel, dan moet ik denken aan hen die nu zonder eten in de isolatiecel zitten. Wanneer ik mijn jas aantrek besef ik dat er in mijn land meer dan vierduizend gewetensbezwaarden gevangen zitten die kou lijden. Het is onmogelijk voor me niet aan ze te denken. Ik begrijp dat het niet mijn schuld is dat ik vrij ben en niet meer in de gevangenis zit, maar in mijn hart wil ik dat niet begrijpen. Ik voel me schuldig, ook al heb ik hetzelfde gedaan als zij: ik heb niets ondertekend, geen gratieverzoek ingediend, mijn meningen niet herroepen. Alleen: mijn geval was bekender in het westen en daarom ben ik gered. Anderen kent men hier minder goed of helemaal niet: ik acht me verplicht over hen te spreken, hen te steunen waar dat maar mogelijk is en dat dwingt me veel te reizen.
Kun je over een paar van die mensen iets zeggen?
Petro Roebin, een Oekraïens kunstenaar. Hij heeft de helft van zijn leven in gevangenschap doorgebracht, vierentwintig jaar in totaal. Hij is nu achtenveertig. Een van zijn veroordelingen heeft hij te danken gehad aan het feit dat toen de Amerikaanse staat tweehonderd jaar bestond hij een kunstwerk heeft opgedragen aan het Amerikaanse volk: een houten kopie van het Vrijheidsbeeld. Hij kreeg daarvoor zes jaar, die hij volledig heeft uitgezeten. In die tijd kreeg zijn zoontje een auto-ongeluk en raakte verlamd. In de Sovjetunie kon hij niet behandeld worden, er zijn daar de middelen niet voor, en bovendien is hij de zoon van een dissident. Petro stelde pogingen in het werk zijn zoontje naar het westen te krijgen, zodat hij daar misschien zou kunnen genezen. Daarop werd hij opnieuw veroordeeld, nu voor negen jaar. Zijn zoontje ligt nu thuis en kan niet naar school. Men weigert hem op te nemen in een ziekenhuis. We hebben gehoopt dat de recente golf van vrijlatingen zich ook zou uitstrekken tot Petro, maar onlangs is er een bericht uit zijn kamp gekomen dat de KGB hem een nieuwe straf heeft gegeven, nu vanwege de inhoud van zijn brieven die hij aan familie en vrienden schreef. We hebben al een tijd niets meer van hem gehoord en weten zelfs niet of hij nog in leven is.
Vladimir Gcrsjoenin, een Moskouse dissident. Hij bevindt zich voor de zoveelste keer in een psychiatrische inrichting. Ik ken hem persoonlijk, hij is een volstrekt normaal, verstandig mens. Het enige wat de KGB tegen hem kan hebben is wellicht dat hij al te verstandig is. Hij is twee maanden eerder dan ik gearresteerd. Toen de vrijlatingen plaats vonden, ongeveer een half jaar geleden, belde hij uit het ziekenhuis. Dat was zijn laatste levensteken; hij is niet vrijgelaten en waar hij zich nu bevindt weten we niet.
Van de vrouwen met wie ik in het kamp heb gezeten leven er nu verschillende in de verbanning. Dit geldt onder andere voor Tatjana Velikanova. Zij is een van de meest actieve strijdsters voor de rechten van de mens in de Sovjetunie en ze is in 1979 gearresteerd, na haar kamptijd is ze verbannen naar Kazachstan. Maar ook daar laat de KGB haar niet met rust. Ze wil graag werken en men wil haar ook graag aanstellen, maar de KGB verbiedt dat. Zo kan men haar gemakkelijk opnieuw arresteren, want wie langer dan drie maanden zonder werk is wordt bij ons beschouwd als een misdadiger.
Ik wil ook nog de naam noemen niet van een persoon, maar van een kamp, nummer 36, in Perm. Daar zitten ‘speciale’ politieke gevangenen, mensen die al meerdere malen zijn gearresteerd en bijzonder standvastig in hun opvattingen zijn gebleken. Petro Roebin zit daar ook. Niemand uit kamp Nr. 36 is in vrijheid gesteld bij de recente maatregelen van Gorbatsjov. De situatie in dit kamp is buitengewoon ernstig. Enkele jaren geleden is in de loop van twee jaar een derde van de gevangenen gestorven. Onder hen bevond zich ook de Oekraïense dichter Vasil Stoes. Het is moeilijk zich voor te stellen onder wat voor omstandigheden de mensen daar moeten leven. De tijden van Gorbatsjov hebben daar nauwelijks verandering in gebracht.
| |
Kosmetisch
Maar er hebben zich toch veranderingen voorgedaan de laatste tijd?
Jawel, maar niet in de richting van een grotere democratisering. Gorbatsjov moet iets doen met het land, want de economie bevindt zich in een deplorabele toestand. Verbetering van de economie is een eerste vereiste, maar is alleen mogelijk als er een echte perestrojka plaats vindt, als niet alleen de partij beslist, maar de mensen zelf meer verantwoordelijkheid en dus meer vrijheid krijgen. Mijn man werkte op een fabriek waar ze apparatuur voor atoomcentrales maakten. Hij werkte daar als gewoon arbeider. hoewel hij eigenlijk ingenieur is en hij besefte dat wat ze fabriceerden van inferieure kwaliteit was en snel stuk kon gaan, ook al zag het er aan de buitenkant goed uit. Hij ging naar de directie en zei: wat denkt u eigenlijk, dit is geen apparatuur voor een varkensfokkerij, maar voor een atoomcentrale, dat moet perfect in orde zijn. De directie antwoordde dat er nu eenmaal een plan was en dat een aantal technische operaties achterwege moest blijven, zodat het plan gehaald kon worden. Ik hoop dat de ontploffing in Tsjernobyl de laatste is, maar ik ben er niet gerust op, ook in andere atoomcentrales staat inferieure apparatuur. Terwijl ik
| |
| |
hans van den bogaard
...En het was allemaal stomvervelend -
Meer niet. De benauwde ruimte,
De balie van de muffe rechtszaal,
Het knusse, eikehouten hekje
Tussen mij en de rechters - verwarring uitgesloten.
Oog in oog! Een kinderlijke zege!
Daar zijn ze weer! Bang voor onrust in de zaal?
Of is mijn vrolijke blik soms fel als van een tuchthuisboef,
En zijn ze bang dat hen naar de keel zal vliegen?
Maar mijn oproer is alweer beteugeld
Door trots, gemunt door mijn voorouders:
Wat moet ik met die slaafse ogen aan!
weet, als natuurkundige, dat een normale atoomcentrale wanneer die goed is gebouwd absoluut ongevaarlijk is; er kan niets mee gebeuren. net zoals een baksteen niet zomaar in de lucht kan vliegen. Wat er nu in ons land gebeurt, moet de mensen wel aan het denken zetten: hoe komen we uit deze situatie? Ook Gorbatsjov weet dat er veranderingen nodig zijn, maar dat betekent nog niet dat hij werkelijk iets onderneemt ten gunste van de democratisering. Wat hij in die richting doet, is zuiver kosmetisch en bedoeld voor het Westen. Hij laat honderd gevangenen vrij en doet het voorkomen alsof hij ze allemaal heeft vrijgelaten. Hij geeft toestemming sommige vroeger verboden werken te laten drukken en weet het zo voor te stellen alsof in de Sovjetunie nu alles gepubliceerd mag worden. De BBC en Voice of America worden niet meer gestoord en hij wekt daarmee de schijn dat het Sovjetpubliek nu de toegang heeft tot alle mogelijke informatiebronnen. Er wordt een hoop gezegd, maar heel weinig werkelijk gedaan. De mensen geloven echter in wat ze willen geloven en daarom worden ze gemakkelijk om de tuin geleid. Iedereen heeft er genoeg van de Sovjetunie te zien als een land waar het gevaar vandaan komt, iedereen wil dat dat gevaar niet bestaat. Van Gorbatsjov kan elke reclamemaker in het Westen nog wat leren. Mij interesseert in mijn land natuurlijk ook de economie en de algemene levensstandaard, maar veel belangrijker is datgene waarop een land, een vrij land, is gebaseerd: de rechten van de mens. In een totalitaire staat zal de economie nooit tot bloei komen, zullen de mensen nooit vriendschappelijk met elkaar omgaan en zullen ze nooit gelukkig zijn.
Zie je dan geen enkele verbetering wat betreft de mensenrechten in de Sovjetunie?
Van de vierduizend politieke gevangenen zijn er honderdachtentwintig vrijgelaten. Hoe gebeurde dat? Bij ons allen werd er sterk op aangedrongen dat we een gratieverzoek schreven. Hierin stonden drie dingen: a) een schuldbekentenis: ‘Ik ben werkelijk een misdadiger, heb de Sovjetstaat belasterd, erken mijn schuld, ben rechtvaardig gestraft’; b) een verzoek om gratie; maar waarom zou iemand die niet schuldig is om gratie moeten verzoeken? en c) de belofte nooit meer het ongenoegen van de KGB en de partij op te roepen. We weigerden zulke documenten te ondertekenen: ten gevolge van die weigering heb ik onder Gorbatsjov langer in de isolatiecel doorgebracht dan tijdens Andropov. Toen ze doorhadden dat ik niets zou ondertekenen, begonnen ze mijn moeder en mijn man te chanteren. Ze zeiden: we sturen haar naar de gevangenis als u deze papieren niet ondertekent. Gelukkig hebben zij ze niet ondertekend. Toen ik in vrijheid werd gesteld zeiden ze: Irina Borisovna, volgens onze wet hebben wij niet het recht u vrij te laten wanneer u geen gratieverzoek ondertekent. Hier is de beschikking van het Presidium van de Opperste Sovjet. Als u die tekent houden we dat geheim. Toen ze me uiteindelijk vrijlieten, hebben ze me niet gerehabiliteerd en hebben ze me niet in mijn rechten hersteld: mijn gedichten zijn nog steeds verboden. Ik neem mezelf als voorbeeld, maar zulke voorbeelden zijn er een heleboel. Niemand die in vrijheid is gesteld is voor onschuldig verklaard, niemand is gerehabiliteerd. Bij de een hebben ze vier, bij de ander tien jaar van zijn leven afgenomen en dat zonder ook maar enig excuus te maken. Net als vroeger ben ik nog steeds een uiterst gevaarlijk misdadigster. Ik ga immers door met het schrijven van gedichten, dat is nu eenmaal mijn roeping en als mijn gedichten als een misdaad worden beschouwd en niet worden geaccepteerd als normale activiteit van een mens, dan kunnen ze me daar opnieuw voor arresteren. De wetten van de USSR zijn niet veranderd,
de hervormingen zijn oppervlakkig en kunnen zo weer worden teruggedraaid. Daarom ben ik niet al te hoopvol gestemd.
| |
Naïef
Vanuit welke achtergrond hen je dichteres geworden?
Van mijn voorouders weet ik eigenlijk niet zoveel, want mijn ouders hebben me daar weinig over verteld. Ze vonden dat te gevaarlijk, want ze waren van adellijke afkomst en dat is in de Sovjetunie geen aanbeveling. Van mijn moederskant loopt de familielijn in elk geval terug naar Polen. Mijn overgrootvader heeft deelgenomen aan de Poolse opstand van 1863 en werd daarvoor naar Siberië verbannen. Mijn overgrootmoeder volgde hem en later vestigden zij zich in Odessa, ze kregen geen toestemming naar Polen terug te gaan. Ik ken een beetje Pools, ik kan het lezen en begrijpen, maar niet spreken; er werd bij ons thuis met opzet, uit voorzichtigheid geen Pools gesproken. Om dezelfde reden kreeg ik ook geen religieuze opvoeding, hoewel mijn grootouders gelovig waren. Eigenlijk heb ik een heel normale opvoeding van een normaal Sovjetkind gekregen. Ik heb gestudeerd aan de universiteit van Odessa, een van de weinige universiteiten in ons land waar ze je ideologisch het vuur niet zo na aan de schenen leggen. We waren gewone, vrolijke studenten, hielden ons niet bezig met politiek en werden ook niet gedwongen ons daarmee bezig te houden.
De eerste keer dat ze me wel dwongen daar over na te denken, was toen ik een jaar of achttien, negentien was en ik bij de leiding van de Komsomol werd geroepen. Daar zaten een paar KGB'ers die mij voorstelden lid te worden van een ‘speciale afdeling’ van de Komsomol. Mijn opdracht bestond erin op straat buitenlanders aan te spreken - Odessa heeft, als havenstad, altijd veel vreemdelingen - vriendschap met hen te sluiten, ‘heel nauwe vriendschap’ in hun terminologie en vervolgens aan de KGB te vertellen wat voor meningen die buitenlanders verkondigden en wie ze kenden in de Sovjetunie. Kortom, ze suggereerden me prostituée en verklikster te worden. Ik was verbijsterd, het was nooit in mijn hoofd opgekomen dat zoiets mogelijk was en natuurlijk weigerde ik. Toen begonnen ze me te bedreigen, zinspeelden zelfs op arrestatie. Natuurlijk konden ze me niet arresteren, maar ik was toen een naïef jong meisje, ze probeerden gebruik te maken van mijn angst, van het feit dat ik de wet niet kende. Toch bleef ik hardnekkig weigeren. Ze hebben me voor die weigering niet van de universiteit gestuurd, zoals ze hadden laten doorschemeren. Ik kreeg een andere straf: toen de studenten van mijn groep een studiereis naar Polen maakten mocht ik niet mee, ik was niet betrouwbaar genoeg om naar een vreemd land gestuurd te worden. Deze zaak heeft me aan het denken gezet. Wat een vreemde politiek van een land: buitenlanders die op bezoek zijn als spionenen te behandelen en de eigen burgers, naïeve jonge meisjes aan te zetten tot prostitutie.
Je schreef al gedichten in je studententijd?
Ik ben al heel vroeg begonnen gedichten te maken, toen ik vier, vijf jaar oud was. Ik kon toen nog niet goed schrijven, maar ik maakte al wel gedichten. Dat was een proces waar ik niets aan kon doen, het ging als het ware buiten mijn wil om. Toch ben ik nooit van plan geweest dichter te worden, met gedichten in mijn levensonderhoud te voorzien en ik heb in de Sovjetunie dan ook nooit iets met mijn gedichten verdiend. Ik geneerde me ervoor dat ik gedichten schreef, omdat ik wist hoe men de spot drijft met slechte dichters die iedereen lastig vallen met hun schrijfsels. Ik heb daarom nooit uit mezelf mijn gedichten aan anderen laten zien; ik liet alleen iets zien als men daarom vroeg en dat doe ik eigenlijk nog steeds. Mijn medestudenten interesseerden zich voor mijn gedichten, veel ervan zijn op muziek gezet en werden zo studentenliederen. Ik raakte eraan gewend dat wanneer ik weer nieuwe gedichten geschreven had die door anderen werden gelezen, overgeschreven en vervolgens ook hun weg vonden in de samizdat. Zo gebeurde het al in de tijd van Poesjkin en zo gebeurt het ook nu nog. Het ging eigenlijk vanzelf: ik schreef gedichten en gaf ze aan wie er maar om vroeg. Toen ze me arresteerden vertelde de KGB me dat mijn gedichten gevonden waren bij huiszoekingen in Moskou, Leningrad. Kiev, Odessa en zelfs in Siberië. Ik verbaasde me daarover; ik wist natuurlijk dat mijn gedichten gelezen werden, maar had er geen idee van dat ze zo wijdverspreid waren.
Heb je nooit geprobeerd je gedichten officieel gepubliceerd te krijgen? Heb je ze nooit naar een literair tijdschrift of een uitgeverij gestuurd?
Toen ik studente was zeiden mijn vriendinnen: laten we proberen een officieel dichter van je te maken. Ze gingen naar een tijdschriftredactie en vroegen hoe dat in zijn werk ging. Men vertelde hun daar dat een jong, beginnend dichter een paar gedichten naar de plaatselijke krant moest sturen. Die gedichten moesten beslist over een ideologisch thema gaan, over de partij, of Lenin, of de lichtende toekomst van het communisme. Wanneer die gepubliceerd werden, zou de rest vanzelf gaan. Zo'n ideologisch gedicht is het toegangsbewijs tot de officiële poëzie. In elk geval was dat zo toen ik jong was, in de jaren zeventig. Maar ik wilde dat niet, ik was niet bereid zulke gedichten te schrijven en daarmee mijn talent te vergooien. Ik wilde niet ingaan tegen mijn geweten. Ik schreef wat belangrijk was voor mezelf en dacht er daarbij nooit aan of ze anderen wel of niet zouden bevallen. Nooit heb ik iets geschreven naar aanleiding van een bepaalde datum of om toegang te krijgen tot de officiële literatuur. In 1977 heb ik een poging gedaan mee te doen aan een poëzieconcours dat was georganiseerd door het Gorki Instituut in Moskou (het opleidingsinstituut voor schrijvers en dichters - WGW). De dichters wier gedichten werden ‘goedgekeurd’ zouden worden toegelaten tot de examens van het instituut. Ik stuurde mijn gedichten in, maar kreeg ze na enige tijd terug met de beleefde opmerking dat ze niet goed genoeg waren. Dat verwonderde me niet, dat ik ze had ingezonden was zuiver een experiment om te zien of ze me zouden accepteren. Op het instituut zou ik me toch nooit hebben laten inschrijven: wie zou me kunnen leren hoe ik gedichten moet schrijven?
| |
Experiment
De tweede keer dat ik mijn gedichten heb aangeboden, was na mijn vrijlating in 1986. Mijn vrienden zeiden me: je bent nu vrij, dus je gedichten zijn ook vrij. Ik zei dat ik dat betwijfelde. Toen ze me arresteerden, arresteerden ze ook mijn schrijfmachine, maar toen ze me vrijlieten hielden ze mijn schrijfmachine, die staat nog steeds bij de KGB, net als mijn archief; en ook mijn gedichten hebben ze niet teruggegeven. Maar goed, opnieuw een experiment. We selecteerden de gedichten met een zuiver lyrisch thema: over vogels, zomer, mooi weer, en stuurden die naar de Literatoernaja Gazeta in Moskou met de vraag - wilt u ze publiceren? Het antwoord was nee, zonder enige verdere uitleg. Ik ken dus de mening van de officiële Sovjetliteratuur ten opzichte van mijn
| |
| |
persoon. Of die gerechtvaardigd is zal de tijd uitmaken.
Zijn er bepaalde dichters door wie je bent beïnvloed?
Toen ik opgroeide en gedichten begon te schrijven, was ik ervan overtuigd dat de Russische poëzie gestopt was bij Lermontov. Dat kwam omdat ik onze literatuur uitsluitend kende op grond van de boeken die we thuis hadden en uit wat ik op school te horen kreeg. Thuis hadden we de klassieke negentiende-eeuwse literatuur. Op school kregen we lessen over Poesjkin, Lermontov, een beetje Tjoetsjev en vervolgens Majakovski, Tytsjina en een hele reeks officiële dichters van na de revolutie. Uit het literatuurprogramma op school ontstond de volgende indruk: Poesjkin - schitterend (ook een jong kind voelt dat aan), Lermontov - schitterend, Tjoetsjev - heel goed. Dan, aan het einde van de eeuw de decadenten (de symbolistische dichters - WGW). Over hen werd ons verteld dat ze niet om hun volk en land gaven, luchtkastelen bouwden en over de natuur en de bloemetjes schreven in plaats van de mensen aan te zetten tot de revolutie. Wij kenden hun gedichten niet, wisten alleen dat het slechte mensen waren. En tenslotte: de dichters van de revolutie. Majakovski had talent, alle anderen waren eenvoudig verschrikkelijk. En zo ontstond bij mij de indruk dat de poëzie in Rusland verdwenen was. dat die was opgehouden in de negentiende eeuw. Dat was ook de reden waarom ik me geneerde mijn gedichten aan anderen te laten zien, ik dacht dat ik niet in de juiste eeuw leefde, als het ware buiten de orde viel. Bovendien wist ik niets over vrouwelijke dichters. Ik was ervan overtuigd dat literatuur alleen door mannen werd geschreven en kende geen enkel voorbeeld van een vrouw die dichter was. Zo werd ik drieëntwintig. Ik had me toen ontwikkeld tol een dichteres die haar eigen stijl gevonden had, ik was definitief ‘gevormd’ zou je kunnen zeggen. Ik kan er niets aan doen dat ik ben opgegroeid zonder ‘invloeden’. Poesjkin, Lermontov, het Oudrussische epos ‘Het lied van de veldtocht van Igor’ kun je nauwelijks invloeden noemen.
Dat is hetzelfde als de bijbel voor iemand in het Westen: hij is er mee grootgebracht, het is een deel van zijn leven. Toen ik drieëntwintig was, leerde ik voor het eerst wat men noemt de ‘zilveren eeuw’ van de Russische literatuur kennen: Mandelsjtam, Achmatova, Tsvetajeva, Pasternak, Goemiljov.
Hoe kwam het dat je toen pas met deze dichters werd geconfronteerd?
Heel eenvoudig. Het was een periode dat veel joden uit de Sovjetunie, ook uit Odessa, naar het Westen emigreerden. Ze konden en mochten lang niet al hun boeken meenemen en deze boeken belandden onder anderen bij ons, mijn vrienden en mij. Ook de bijbel kreeg ik toen voor het eerst in handen, en nog wel in het Oudkerkslavisch, zodat ik me eerst nog in die taal moest verdiepen vorodat ik, drieeëntwintig jaar oud, de bijbel kon lezen. Een afschuwelijke onwetendheid, zeker, maar ik kon daar niets aan doen. Je begrijpt wat een schok het voor me betekende toen ik van die literatuur kennis nam. Mijn voorstelling van het leven veranderde volkomen. De poëzie was dus niet opgehouden in de vorige eeuw. Bovendien, als deze dichters bestaan die ik niet eerder kende, dan bestaan er misschien ook wel grote tijdgenoten van me van wie ik nog nooit heb gehoord, dichters van mijn leeftijd, van mijn eigen generatie. De tweede schok voor me was het lot van deze dichters. Goemiljov is gefusilleerd, Mandelsjtam is omgekomen in een kamp. Tsvetajeva heeft zich opgehangen, Achmatova werd gechanteerd doordat haar zoon in een kamp werd gezet. Goed, Poesjkin is omgekomen bij een duel, Lermontov eveneens. Herzen was genoodzaakt te emigreren, Dostojevski was dwangarbeider. Het lot van schrijvers en dichters in Rusland is altijd tragisch geweest, maar in de twintigste eeuw heeft de Sovjetmacht gezorgd voor een totale vernietiging. Ik begreep dat ik moest kiezen. Ik begreep dat wanneer ook ik dat lot op me zou nemen mijn zorgeloze jeugd definitief voorbij zou zijn en het leven bittere ernst zou worden. Of ik moest afzien van waar ik mee bezig was, of ik aanvaardde alles bewust, met alle consequenties van dien.
Die keuze, dichter zijn of niet, heb ik gemaakt toen ik drieëntwintig was en die keuze is tot stand gekomen onder de invloed van Tsvetajeva, Mandelsjtam, Achmatova, Goemiljov. Dat was geen literaire invloed maar een morele. Je moet het zo zien: ik ben opgegroeid zonder enige religieuze opvoeding. Wat is God? Was is goed en kwaad, wat is rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid? Dat hebben ze me op school niet geleerd en thuis eigenlijk ook niet. Ik heb dat geleerd uit de Russische klassieke literatuur die die vragen voortdurend aan de orde stelt.
| |
Zeep
Je hebt in de tijd dat je gevangen zat veel gedichten geschreven. Hoe slaagde je daarin, beschikte je over papier en schrijfbenodigdheden?
Ik heb in drie verschillende soorten gevangenissen gezeten. In de eerste plaats de onderzoekscel van de KGB; daar kun je beschikken over papier, je kunt schrijven, maar de KGB fouilleert je regelmatig en neemt je geschriften af. Ik was daarom genoodzaakt mijn gedichten op te schrijven, uit mijn hoofd te leren en vervolgens het papier te vernietigen. In het kamp was de situatie gemakkelijker; we hadden daar papier en potloden en werden niet zo vaak gefouilleerd als in de gevangenis. Bovendien hadden we meer plaatsen om dingen te verstoppen. Maar verstoppen moesten we alles wel, want alle aantekeningen die men vond werden ons afgenomen en verbrand. Tenslotte de isolatiecel in het kamp; daar waren papier en potlood natuurlijk niet toegestaan. Ik kraste mijn versregels in een stukje zeep, leerde ze uit mijn hoofd en wiste ze uit wanneer ik me ging wassen. Ik vond het niet zo moeilijk mijn gedichten uit mijn hoofd te leren en dat is ook wel te begrijpen: je denkt lang na over elk woord en elke zin. Wat wel moeilijk was, was het onthouden van de ‘inhoudsopgave’. In het kamp heb ik ongeveer honderdvijftig gedichten geschreven. Ik kon die gedichten geen titel geven, want dan moest ik niet alleen het gedicht zelf maar ook de titel onthouden. Daarom zijn bijna al mijn kampgedichten zonder titel. Ik onthield ze op basis van de eerste regel. In het kamp had ik op verschillende plaatsen kleine briefjes verborgen waarop in minuscuul schrift die eerste regels waren genoteerd. Maar ook dat was nog niet genoeg, want de briefjes konden wegraken of door de kampleiding worden gevonden. Daarom maakte ik van die eerste regels gedichten, heel gekke gedichten, hoe gekker ze waren hoe beter ik ze kon onthouden. En elke dag, bijna elke dag, ik had er niet altijd de kracht toe, zei ik ze voor mezelf op, zodat ik ze niet zou vergeten. Gedichten die je in je geheugen hebt, kun je echter niet het kamp uitsmokkelen. Daarvoor hadden wij allerlei methoden bedacht, maar ik kan die
natuurlijk niet vertellen, de gevangenen gebruiken die methoden nog steeds.
Ik heb de indruk dat de gedichten die je in het kamp hebt geschreven beter zijn, krachtiger dan je eerdere werk. Ben je in die jaren gegroeid als dichter?
Ik ben gearresteerd toen ik achtentwintig was, dat is nog niet zo oud voor een dichter, ik heb nog een lange weg voor me. In de tweede plaats, mijn arrestatie betekende de eerste erkenning door mijn vaderland dat ik een dichter was. Toen ik in het kamp terechtkwam, voelde ik me voor de eerste keer in mijn leven geestelijk volledig vrij. Dat is een wonderbaarlijk gevoel en het is de moeite waard voor dat gevoel te betalen met honger, kou, ziekte en al die vreselijke omstandigheden waarin we leefden. Die omstandigheden kunnen je breken, maar je geestelijk ook sterker maken. Als een dichter geestelijk sterker wordt, wordt hij waarschijnlijk ook sterker als dichter. Mijn arrestatie heeft definitief een mens van me gemaakt. In het kamp doorstond mijn geweten voor het eerst een serieuze beproeving. De dagelijkse strijd met de KGB, die steeds wat anders voor je in petto had, heeft me gesterkt. Daarom was het moreel gezien voor mij in het kamp heel gemakkelijk, het was heel licht in mijn ziel. Dat is moeilijk uit te leggen, het leven in het kamp is afschuwelijk, maar toch was het zo. Dat heeft misschien zijn weerklank gevonden in mijn gedichten.
■
|
|