De absolute stilstand van het leven
Kees Ouwens' tweede roman, een solide bolwerk
De eenzaamheid door genot door Kees Ouwens Uitgever: Meulenhoff, 316 p., f 39,50
Jacques Kruithof
Kees Ouwens debuteerde, veelbelovend zoals dat heet, in 1968 tegelijkertijd als dichter en als schrijver, met de bundel Arcadia en de roman De strategie, die wel als ‘een van de allerbeste romans’ van na de oorlog is bestempeld. Nadien verschenen nog drie dichtbundels, die een warm onthaal kregen, en die met hun karakteristieke toon onmiskenbaar enige invloed hebben uitgeoefend in de poëzie van de laatste jaren.
Nu pas heeft Ouwens zijn tweede roman laten verschijnen, De eenzaamheid door genot, een boek waar stellig lang aan gewerkt is, en minstens de evenknie van zijn voorganger. Werd De strategie door een bewonderaar al ‘traag’ en ‘statistisch’ genoemd, dit nieuwe, twee maal zo lange relaas is dat in nog sterkere mate. Ouwens voert zijn verteltrant hier zeer ver door, misschien tot de grenzen van het mogelijke, en dat past natuurlijk bij zijn onophoudelijk streven naar het absolute.
Stijl en thematiek van deze roman zijn nauw verwant aan het overige werk van Ouwens, wiens poëzie en proza sterk op elkaar lijken. Er wordt dus druk gezworven, al is het hoofdzakelijk in de verbeelding van de centrale figuur Armand: drieëntwintig jaar. werkzaam op een kantoor, nog in het ouderlijk huis wonend, waar hij zich overtollig voelt, en vooral zondig. Zijn moeder en haar tweede man zijn zich naar zijn indruk maar al te zeer bewust van zijn aanwezigheid: ‘Een jongen wiens lust zich aan het oog onttrok, toch zich liet denken, een zinnelijkheid waaraan onder hun dak hen de gedachte onverdraaglijk was en die hun geest najoeg.’
Plaats van handeling is het landelijke Zinzendorp, dat ongetwijfeld gemodelleerd is naar Zeist, waar Zinzendorfs broeders hun hoofdkwartier hebben, en waar Ouwens geboren werd. Het dorp is Armand vijandig gezind, denkt hij, of het negeert hem, en daartegen tracht hij zich te weer te stellen. Het grootste deel van zijn tijd - het is vakantie - gebruikt Armand om te fantaseren over een mogelijke logeerpartij bij verre familie: deze ‘dislocatie van zijn personages op het veld van de verbeelding maakte het hem mogelijk zich op bijzondere wijze te doen gelden’.
Inderdaad heeft Armand er moeite mee zich te manifesteren. Van jongs af aan ‘had hij geleerd teleur te stellen en beneden verwachting te blijven’. In zijn werk zit geen schot: ‘De bezigheden uit de begintijd bleven onveranderd zijn taak, hij deed zijn verrichtingen half dromend, half wakend.’ Altijd de mindere, heeft hij zijn waarneming en beschouwing van de medemens zo verscherpt dat de miniemste blikken of gebaren opgemerkt en geduid worden - er kan immers een gevaar in schuilen. De fantasie, een voorschot op een denkbaar bezoek, verschaft Armand de gelegenheid zich voor te bereiden, zijn strategie uit te stippelen. Waar de lezer geheel en al aan zijn verbeelding vastzit, blijven alle andere personages onvermijdelijk schimmen, louter Armands hersenspinsels.