Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Het lied van de kosmopoliet door Abram de Swaan Uitgever: Meulenhoff, 156 p., f 27,50Benjo MasoIn de tijd waarin de stilte in concertzalen nog elke keer veroverd moest worden, was een componist verloren als hij niet meteen de aandacht van het publiek wist te trekken. Het had geen zin om met een pianissimo te beginnen, dat werd niet gehoord. Een paar akkoorden als karateklappen, zoals in Beethovens Eroica, waren een effectiever middel. Schrijvers van krantestukken staan voor hetzelfde probleem. Als kop of aanhef geen belangstelling weten te wekken, gaat het gros van de lezers zonder uitstel over naar het volgende artikel. Dat lot zal de columns van Abram de Swaan in NRC Handelsblad, die nu in Het lied van de kosmopoliet gebundeld zijn, niet vaak beschoren zijn geweest. Want wie zou niet verder willen lezen na beginzinnen als: ‘Onder militairen geldt een groetplicht; onder burgers ook, maar veel strenger’, ‘Als de mensheid steeds maar dommer werd zouden de mensen dat niet merken’, ‘Oplichters hebben met iedereen het beste voor, ook met zichzelf en dat wordt hun kwalijk genomen’, of ‘Mensen doen alsof de schijn bedriegt, maar ze houden elkaar voor de mal’. Dergelijke zinnen zijn kenmerkend voor De Swaans schrijfwijze: kernachtig, spits en vol onverwachte wendingen. Op de universiteit wordt geleerd dat het een schrijver siert wanneer hij in zijn betoog ruimte voor twijfels en onzekerheden laat, maar gelukkig weet De Swaan beter. Wat hij te zeggen heeft, zegt hij stellig en onomwonden. Alleen op die manier is een eigen stijl mogelijk en die heeft De Swaan. Het is de voornaamste charme van zijn geschriften. Dit wordt a contrario bewezen door de opstellen die hij onder de titel ‘Tijdsverdriet’ in zijn bundel heeft opgenomen. Het zijn een soort treitertrends, gefingeerde monologen opgebouwd uit modieuze clichés. Zij vormen verreweg het minst geslaagde gedeelte uit het boek: als De Swaan zijn eigen karakteristieke formuleringen inruilt voor de sjablonen van anderen is hij aanzienlijk minder interessant. De Swaans kwaliteiten komen hel best tot uiting in een genre dat hij als enige in Nederland beoefent en tot in de perfectie beheerst: het sociologische miniatuur, kleine mini-essays waarin een maatschappelijk verschijnsel in drie of vier bladzijden beschreven, geanalyseerd en verklaard wordt. De fraaiste voorbeelden hiervan liggen op een terrein waarmee hij zich ook in zijn wetenschappelijk werk bezighoudt: de sociologische interpretatie van psychische problemen. De problemen die in Het lied van de kosmopoliet ter sprake komen, zijn niet van wereldschokkende aard: het zijn de kleine ongemakken van moderne intellectuelen: werkstoomissen, verstrooidheid, het onvermogen om gezichten te herkennen, het niet na kunnen komen van verplichtingen. Het zijn kwalen die tot ironie noden en wat dat betreft laat De Swaan zich niet onbetuigd. Maar daar laat hij het niet bij. Hij presenteert welsprekende analyses van deze kleine stoornissen en laat zien met welke maatschappelijke ontwikkelingen zij in verband staan. Het resultaat is vaak zeer verrassend en treffend: zo zal ik het moment dat ik aan een stukje moet beginnen nooit meer kunnen uitstellen zonder aan De Swaans analyse van dit fenomeen te denken. De beste voorbeelden van deze ‘sociopathologie van het alledaagse bestaan’, zoals het openingsessay en de beschrijving hoe een brave, hardwerkende huisvader in de rol van oplichter wordt gedrongen, zijn kleine meesterwerkjes - dat doet niemand De Swaan na. | |
Verwestersing van de wereldVeel controversiëler dan deze essaytjes zijn De Swaans opstellen over regionale minderheden en etnische groeperingen. Sommige uitspraken hierin zijn van het kaliber dat een politicus gewoonlijk op bommeldingen en politiebescherming komt te staan. De Swaan doet deze uitspraken uit naam van het kosmopolitisme, maar het is een kosmopolitisme van bijzondere aard. De Swaan bedoelt er niet mee dat hij de hele wereld als zijn vaderland beschouwt. Zijn sympathie gaat geheel naar het Westen uit: ‘West best’. Hij komt zelfs tot de Panglossiaanse uitspraak dat de Europese gemeenschap misschien wel ‘de beste van alle mogelijke werelden’ is (wat mij een heel pessimistische gedachte lijkt). Wat hij kosmopolitisme noemt, is zijn instemming met de geleidelijke verwestersing van de wereld, het ontstaan van één grote universele cultuur. Dat een dergelijk proces zich op het ogenblik afspeelt, is onmiskenbaar. Overal wordt naar dezelfde muziek geluisterd, naar dezelfde televisieprogramma's gekeken en tot in de verste uithoeken van de wereld is het Engels, of liever gezegd het Amerikaans, bezig om tweede, en op den duur misschien eerste taal te worden. Het is een ontwikkeling die De Swaan toejuicht, want hoewel de nieuwe wereldcultuur massaal en commercieel is, is zij volgens hem tegelijkertijd ‘grenzeloos en egalitair’. De Swaan moet dan ook niets hebben van de pogingen van regionale en andere minderheden om ‘een eigen identiteit’ te bewaren: ‘Niemand kan het helpen dat hij als Fries of Limburger geboren wordt, maar gelukkig is daar nog veel aan te doen: behoorlijk onderwijs. veel radio en televisie, een tijdige vlucht naar de stad. Dat wordt de jonge mensen tegenwoordig moeilijker gemaakt dan hun ouders, want met dwang, dreiging en subsidie worden gezonde kinderen geprest om te praten in het namaak-antiek dat voor de streektaal doorgaat. In Friesland is het geloof ik al zover dat scholieren die kitschtaal wettelijk krijgen opgedrongen. Dat zal hun in elk geval levenslang een weerzin inboezemen. Want wie wil nu worden afgescheept met een geheimtaal, een taal die afsluit van de buitenwereld in plaats van er toegang toe te geven?’ Nog feller kant De Swaan zich tegen cultuurbeleid dat gericht is op het ‘eigene’ van etnische groeperingen. Dit komt volgens hem alleen maar uit de koker van ‘de onbezoldigde veldwachters van het etnisch groepswezen, de ouderlingen en de imams, de vormingswerkers en de minderheidsambtenaren’, die bang zijn voor de ondergraving van hun eigen machtsbasis. Het kosmopolitisme van De Swaan heeft echter zijn grenzen. Het merkwaardige is namelijk dat hij het recht op particularisme dat hij aan regionale en andere minderheden ontzegt, wel aan de Nederlandse cultuur toekent. Door de ‘culturele internationalisering’ dreigt ook deze te verdwijnen. De Swaan is daar niet voor honderd procent rouwig om. Tegelijkertijd meent hij echter: ‘Maar als Nederlanders willen bewegen in dat wereldverkeer met enig besef van eigen aard en eigen waarden, dan kan dal toch alleen vanuit de achtergrond van de nationale intellectuele tradities (...) Als het Nederlands geestesleven inderdaad bezig is geleidelijk op te lossen in een Engelse wereldbeschaving, dan is het des te meer van belang om de eigen tradities daarin zo goed mogelijk te bewaren.’ Maar waarom zou hetzelfde niet voor minderheden gelden? Kleine talen als het Fries sluiten alleen van de buitenwereld af wanneer zij de enige zijn die sprekers ervan leren. Maar daar pleit niemand voor, zelfs separatisten niet. In een universele cultuur kunnen zij dezelfde functie vervullen als het Nederlands: een kleine enclave waarin iemand zich tijdelijk en gedeeltelijk kan terugtrekken om vervolgens weer naar ‘de grote mensenwereld’ te gaan. Misschien dat een ware kosmopoliet dergclijke enclaves afwijst. Maar dan maakt hij ook geen uitzondering voor het Nederlands. In zijn lied hoeft het Wilhelmus niet door te klinken. Naast de positie van minderheden en de kleine misères van het intellectueel bestaan komen in Het lied van de kosmopoliet nog vele andere zaken aan bod: computers, surfers, elektronische communicatie, inbraakbeveiliging, seksueel overdraagbare ziektekiemen, ‘de verstekelingen in het geslachtsverkeer’. Ook in de opstellen over deze onderwerpen toont Abram de Swaan keer op keer zijn vermogen om alledaagse details met fundamentele maatschappelijke processen te verbinden. Zo ziet hij in de service tijdens een vliegreis een blauwdruk van een mogelijke wereldregering en verklaart hij de tolerantie tegenover de plastic bekertjes met Ersatz-koffie uit de eliminatie van handarbeid. Dergelijke redeneringen zijn alleen al in esthetisch opzicht zeer bevredigend, waarschijnlijk omdat zij aansluiten bij de primitieve ervaring dat de wereldorde in elk detail van het bestaan valt af te lezen. Jammer genoeg vallen er van De Swaan voorlopig geen nieuwe voorbeelden te verwachten: hij is inmiddels met zijn column gestopt. Maar misschien moeten we daar niet rouwig om zijn. In zijn opstel over werkstoornissen suggereert hij dat dergelijke stukjes een half-bewust excuus zijn om maar niet aan het Grote Werk te hoeven beginnen. Wie weet wat ons binnenkort te wachten staat. ■ |
|