Jood in het Tweede Rijk
De wortels van de twintigste-eeuwse Duitse catastrofe
Gold and iron Bismarck, Bleichröder, and the Building of the German Empire door Fritz Stern Uitgever: Peregrine/Penguin, 620 p. Importeur: Nilsson & Lamm, f 33,60
Jan Meyers
Alleen ‘durch Blut und Eisen’ kon volgens Bismarck de Duitse eenheid tot stand worden gebracht. Keynes zei dat het Tweede Rijk in werkelijkheid was gegrondvest op kolen en ijzer. Fritz Stern combineert op boeiende wijze economie en politiek in zijn boek ‘over Duitsers en joden, over macht en geld’. Joden wil hier zeggen geldjoden, de exponenten van het industriële kapitalisme, in politiek opzicht naar de woorden van Chaim Weizmann ‘meer Duits dan de Duitsers’, ze werden dan ook Kaiser-Juden genoemd.
Stern is een vooraanstaand Amerikaans historicus van Duitse afkomst. Eerder maakte hij een studie van het liberalisme, een specialisme dat hem bij dit boek van pas moet zijn gekomen: het Duitse antisemitisme zoals dat zich na 1870 manifesteerde hangt ten nauwste samen met het falen van het Duitse liberalisme.
Over Bismarck bestaan meer dan zevenduizend studies, over Bleichröder maar één: Gold and Iron dat ruim tachtig jaar na 's mans dood verscheen. In die tijd was hij helemaal in het vergeetboek geraakt.
Wie en wat was dan wel Gerson Bleichröder (1822-1893)? De ‘huisjood’ van Bismarck, die hij ruim dertig jaar diende als bankier, adviseur, lobbyist, vertrouweling, financieel factotum. Hij mobiliseerde fondsen voor de oorlogen van de IJzeren Kanselier, beheerde diens privé-vermogen, was alomtegenwoordig in de politiek van het Tweede Rijk, was de eerste mozaïsche jood die in de adelstand werd verheven en de enige jood die aanwezig was bij de proclamatie van het keizerrijk. En hij was katalysator van een groeiend antisemitisme.
Na een samenwerking van meer dan dertig jaar, talloze gesprekken en een uitvoerige briefwisseling noemt Bismarck zijn vertrouweling slechts één maal en dan nog terloops in zijn memoires (drie pillen). En de uitgevers van zijn correspondentie namen geen enkele brief aan Bleichröder op. De Duitse high society liep niet te koop met zijn relaties met joden, die men het liefst aan de achterdeur ontving.
Bismarck
david levine
Maar waar bleven de Duitse historici? Stern verklaart: gedurende de eerste halve eeuw na Bleichröders dood legden zij onder verwaarlozing van het economische een eenzijdige belangstelling voor de politiek-militaire geschiedenis aan de dag. Maar toen na de Tweede Wereldoorlog de sociaal-economische geschiedenis alle aandacht kreeg, werd het er voor Bleichröder niet beter op. Hier gaat het immers primair om de machten en verschijnselen die de loop van de geschiedenis bepalen en niet om individuen. hoogstens om typen die de exponent zijn van die verschijnselen. Wat Bleichröder betreft lijkt mij daar niets tegen in te brengen. Als historische figuur is hij volkomen inwisselbaar met mensen als Oppenheim, Mendelsohn, Von Erlanger, Rothschild of wie van zijn collega's dan ook. En ik denk dat er nog wel een reden is voor zijn vergetelheid: als adviseur bleef hij achter de schermen. Het licht viel slechts op de beslissingen en maatregelen en op de man die ze nam, Bismarck; of daarbij sprake was van invloed van de vertrouweling en zo ja, hoever die strekte, is in de meeste gevallen niet te achterhalen.
Het is Sterns verdienste dat hij de uitgewiste sporen van Bleichröder weer zichtbaar heeft gemaakt. Hij werd daartoe in staat gesteld door de ontdekking van een drietal privé-archieven die te zamen duizenden brieven bevatten - van Bismarck en andere prominenten aan Bleichröder, van Bleichröder aan Bismarck, van Bleichröder aan de Parijse Rothschilds. Aan het feit dat de telefoon die iemand ‘de doodsvijand van de historicus’ heeft genoemd, nog geen rol speelde en de negentiende eeuw bij uitstek een epistolaire eeuw was danken we Sterns onthullende kijk op bepaalde aspecten van die tijd.
Ons Bismarck-beeld behoeft door dit alles geen correctie. Bleichröder is het enige wat er nog aan ontbrak, een belangwekkende aanvulling, geen aantasting ervan. Stern wijst erop dat tijdgenoten, vooral degenen die hem zwart wilden maken en in hem zijn ras, zijn invloed vaak schromelijk hebben overdreven. In zijn ware proporties is de relatie kanselier-bankier als voorbeeld van samengaan van economie en politiek, bankwezen en diplomatie, nog interessant genoeg. Voor mij is echter Sterns boek in de eerste plaats een groots menselijk document van het geldjodendom in het Tweede Rijk.