fie. Dat betekent in theorie alles waar toevallig een naakt lichaam bij komt kijken, ook antropologische, ideologische (nudisten etc.) reclame- en zelfs persfoto's kwamen er aan te pas.
In de praktijk blijkt echter zoals te verwachten dat verreweg het grootste deel van het hier getoonde fotowerk spreekt van erotische bedoelingen, inclusief degene die ‘officieel’ in chiquere categorieën vallen. Het lijkt of er wat dit betreft een schaal is, met aan het ene uiteinde de commerciële porno, aan de andere de kunst, en tussenin alle mogelijke toepassingen en combinaties. Zo zijn er naakten, afkomstig uit artistieke modelstudieboeken, die ondanks hun studieuze artisticiteit een opvallend groot publiek bereikten, en de naakten uit de talloze nudistentijdschriften, die evenens gretig aftrek vonden. Dit ondanks de strenge aseksuele moraal die de nudisten er op na hielden. Deze foto's vertonen dan ook een vaak hysterisch aandoende afwezigheid van seks, alsof de nudisten alles in het werk stelden om het onheil te voorkomen: dagenlang gymnastiekoefeningen, liefst met zijn twintigen tegelijk in bos en duin.
Dan is er nog een categorie foto's waarvan de aanblik een gezonde haat opwekt tegen een bepaalde combinatie van fotografie en ‘wetenschap’. Deze combinatie wil nogal eens leiden tot een misselijk soort neerbuigend voyeurisme. Dit zijn de ‘antropologische’ fotootjes, vooral de vroege variant die inmiddels goddank in onbruik is geraakt. Uit deze foto's blijkt ook hoezeer naaktheid, in elk geval in onze cultuur, indicatief is voor standsverschil. Er waren tot in de jaren dertig nogal wat veldwerkers, zoals Max Weiss en Günther Tessmann, die koste wat kost naaktfoto's van hun onderzoeksobject moesten hebben, ondanks het feit dat deze objecten normaal in geklede staat rondstapten. Dat leidde tot de meest mallotige foto's die een schrijnend verslag doen van de mentaliteit van de makers. Zo is er van Tessmann een foto van een Indiaan die vrolijk lachend (tegen betaling, mag je hopen) zijn hemd oplicht, om een typisch soort onderbroekje te demonstreren.
Het is duidelijk wie het in deze categorie bovenal moesten bezuren: de vrouwen. In het boek staat één foto (op de tentoonstelling zijn het er drie: voor-, zij-, en achteraanzicht) van een rijtje van zeven Afrikaanse vrouwen, allemaal bloot, met rond hun enkels de op miraculeuze wijze afgezakte lendendoeken. Deze hoopjes textiel, en de kwade gezichten erboven, spreken boekdelen over de methodes die de maker, Kolonialoffizier Max Weiss, er op na hield om zijn objecten zo ver te krijgen (‘Lendentücher - lllegt ab!!!’, aldus de voorstelling die de schrijvers van het begeleidende artikel, Ricabeth Steiger en Martin Taureg zich daarvan maken). Dit type foto's werd gebruikt als illustratie van leerzame boeken, met titels als Das Weib im Leben der Völker, Das Weib bei den Naturvölker en Die Rassenschönheit des Weibes. En natuurlijk zijn er de reclamefoto's, die met het vorderen van de tijd steeds meer bloot tonen, meest vrouwelijk maar af en toe ook mannelijk. Deze categorie toont een uitgebreid arsenaal aan suggestieve verhullings/onthullingsmiddelen, zoals natte T-shirts, zeepschuim en water. Vooral water is zeer populair, zoals Peter W. Rober schrijft: ‘Met het sex-appeal is het zoals met de bloemen: allebei hebben ze water nodig om bijzonder verrukkelijk te bloeien.’ Waarom eigenlijk? Was steckt dahinten?
De poses van fotomodellen op dit soort reclamefoto's doen vaak denken aan die van de nudisten, dat wil zeggen: veel verwoede aktiviteit. Alleen gaat het in de reclames bijna altijd gepaard met een extatische gezichtsuitdrukking, die voor de nudisten juist taboe is.
Wat het ostentatieve doel ook is, over de hele linie is het een eindeloos manipuleren met accenten die tegelijk suggeren en verhullen waar het eigenlijk om gaat. De manier waarop dat gebeurt is niet alleen veelzeggend voor de tijd waarin de foto gemaakt is, maar ook voor de categorie waarin hij thuishoort: wetenschappelijk, artistiek, ideologisch, wervend. De stille getuige op de achtergrond bij al dit gedoe is natuurlijk de echte erotische fotografie. Ook hier zijn allerlei gradaties aan verhulling en onthulling mogelijk, en wat betreft de extreme varianten vertoont het boek een opvallend verschil met de tentoonstelling: terwijl in het boek alleen discreet nummertjes op miniatuurformaat worden gemaakt, zwart-wit en niet recenter dan 1939. vertoont de tentoonstelling een uitgebreide display aan menselijke vermicelli uit de porno-industrie anno 1980. Dat verschil zal wel iets met de Duitse censuur te maken hebben, waar deze tentoonstelling vandaan komt, en waar (volgens het boek zelf) nog steeds het vertoon van genitaliën op foto's in boeken is verboden.
Horst P. Horst, Odaliske, 1940
Helmut Newton, Arielle na het knippen van haar haar, 1982