Jacqueline Susann
Vervolg van pagina 1
anderen van de geboortedatum in haar paspoort: Jackie gaf zich, na twee face-lifts, altijd uit voor zeven jaar jonger dan ze was. Irving zegt dat hij Jackie de vijfendertig jaren van hun huwelijk altijd trouw is geweest, ‘en ik geloof dat zij mij trouw was’. Dat was een kleine honderd mannen bezijden de waarheid. De minnaars hadden meestal de leeftijd van haar vader, net als die van haar heldinnen, weet Seaman te vertellen. Over Jackies onmiskenbare verliefdheid op haar vader Robert Susan, een society-schilder die op Rudolf Valentino leek, zei Susann zelf onverhuld-incestueus dat ‘the girl is looking for the big man’. Een snuggere criticus merkte op dat ‘als er een sleutel is in het werk van Jacqueline Susann, die gevonden moet worden in een uitgebreid Elektra-complex van kleine meisjes die met hun vader naar bed willen en bij de onmogelijkheid daarvan pillen slikken om zichzelf te troosten. Van Valley of the Dolls tot Once is Not Enough is haar werk één lang refrein uit ‘My Heart Belongs To Daddy’, of het equivalent daarvan in slaaptabletten.
Maar andere intimiteiten staan in beide boeken. Bijvoorbeeld dat de kennis van Susann van het huishouden zich beperkte tot twee woorden: ‘Roomservice, please.’ In de koelkast stond aan voedingsmiddelen zelden iets meer dan een halfvol potje olijven, voor martini's. Mansfield noemt zijn vrouw ‘geëmancipeerd’, wat ze tot op grote hoogte natuurlijk ook wel was, al liet ze hem de eerste twintig jaar voor haar favoriete ‘roomservice’ plus haar minks en sabels betalen. Over haar verslaving aan amfetaminen zwijgt Mansfield zorgvuldig; Seaman meldt dat ook Jackie beschikte over een ‘dr. Feelgood’, die bij zijn arrestatie zich erop beroemde ook Tennessee Williams, Eddie Fisher, Cecil B. de Mille, Emilio Pucci en president en mrs. Kennedy onder zijn cliënten te tellen.
Irving Mansfield verklaart de discretie over haar borstkanker uit schaamte: ‘Jackies mastectomie vond plaats zo'n tien jaar voordat dappere vrouwen als Betty Ford en Marvella Bayh de hunne publiekelijk maakten.’ De intimi die Seaman sprak doen de suggestie dat de zwijgzaamheid voor een deel een commercieel motief had: de Mansfields, eikaars partners in de uitgeverij-business, begrepen zeer wel dat uitgevers geen voorschot van 600.000 dollar geven als er geen duidelijkheid bestaat of de auteur een promotietour kan maken. Mansfield, van oorsprong persagent, slaagde erin om voor The Love Machine anderhalf miljoen dollar aan filmrechten binnen te slepen. Hij eigent zich een deel van Jackies succes toe, maar geeft voor de onderhandelingen en de promotie zijn vrouw ook krediet: ‘She was the ultimate professional.’
De schrijfster te midden van vrachtwagenchauffeurs die haar boeken over heel Amerika verspreiden.