Thrillers
De twee belangrijkste onderwerpen van Putting the Boot in van Dan Kavanagh (Penguin, f 14,90) zijn voetballen en homoseksualiteit. Het zijn allebei zaken waarnaar mijn belangstelling in het geheel niet uit gaat, maar toch heb ik het boek met plezier gelezen. Dat kwam door de kwaliteit van Kavanagh als schrijver, maar ook door het duidelijke plezier waarmee hij het verhaal heeft bedacht. Voor de grondgedachte heeft hij vermoedelijk niet ver hoeven zoeken, want niet al te lang geleden stond in de krant te lezen dat het stadion van een Londense voetbalclub gevaar liep vanwege een projectontwikkelaar. Het verhaal doet eigenlijk niet zoveel ter zake. Kavanagh is een liefhebber van voetbal en kan vooral goed de angst van de keeper voor de bal beschrijven. Hoofdpersoon Duffy speelt deze rol in zijn vrije tijd. In de rest van zijn tijd mag hij zich graag bezighouden met zijn angst voor aids en een frequent betasten van zijn lymfeklieren. In het Nederlands is het boek verschenen als De beuk erin (De Arbeiderspers, f 29,50). Zowel de Nederlandse als de Engelse uitgever vermijden zorgvuldig te vermelden dat Kavanagh het pseudoniem is van een moderne literaire schrijver uit Engeland. Penguin verspreidt zelfs een foto waarop de man met een valse snor onherkenbaar is gemaakt. Dat idee van onechtheid kleeft ook enigszins aan de boeken, waarin de hoofdpersoon niet helemaal overtuigt als sukkelige privé-detective.
Blackford Oakes heet de hoofdpersoon van de boeken van William Buckley. Hij is CIA-agent in het begin van de jaren vijftig. In High Jinx (Arrow, f 14,90) moet hij een Engelse verrader uitroken en dat gebeurt heel kalm en bedaard. De schrijver heeft het verhaal aangegrepen om een stukje Europese geschiedenis te vertellen, met name de uitschakeling van Beria in de machtsstrijd die ontstond na de dood van Stalin in 1953. De trojka Malenkov, Boelganin, Chroesjtsjov won die maar dat leverde slechts een instabiel evenwicht op. Blackford Oakes slaagt erin de machtsstrijd voor het Westen gunstig te beïnvloeden, voornamelijk met behulp van overlopers aan beide kanten van het ijzeren gordijn. Buckley heeft een personage bedacht dat in de verte aan James Bond doet denken, maar alles wikkelt zich in een veel rustiger tempo af en de hang naar luxe is ook minder aanwezig. Dat komt ook omdat Oakes altijd al aan luxe is gewend. Agenten lijken voor Buckley uit de betere kringen te moeten komen, waarin anticommunisme even natuurlijk is als neerkijken op de gewone man. In tegenstelling tot vorige avonturen komt in dit boek de ‘ons soort mensen’-mentaliteit van Oakes gelukkig minder tot uiting.
Night of the Fox van Jack Higgins (Pan, f 14,90) vond ik een zwak boek. De poging op de achterflap om een verbinding te maken met The Eagle Has Landed, het boek waarmee Higgins internationaal doorbrak, is overdreven. Daarvoor is dit verhaal veel te brokkelig opgebouwd en ook het thema veel minder boeiend. Een Amerikaanse officier die alles van de komende landing in Normandië weet, raakt als schipbreukeling op Jersey verzeild, dat door de Duitsers is bezet. Hij moet worden gered en gelukkig is er een Engelsman die zich heel goed als SS-er kan vermommen. Dat is de eerste pech voor de lezer. De tweede pech is de aanwezigheid van een Duitser die zich heel goed kan vermommen als veldmaarschalk Rommel. Het wachten was op de dwerg die vanwege zijn lengte net door een riool kon glippen om zo de helden te redden. Die dook gelukkig niet op, maar spannende verhalen waarin de verkleedkist uitkomst moet brengen verdienen niet meer dan een mager zesje.
Providence van Geoffrey Wolff (Penguin, f 15,65) is een zeer zwartgallig boek. Er komt geen mens met een beetje geluk in voor. Het begint al met de hoofdpersoon die om zijn zoontje een plezier te doen zich in de vinger prikt om een druppel bloed onder de nieuwe microscoop te kunnen bekijken. Zijn broer, die arts is, ontdekt zo toevallig dat hij leukemie heeft en in het terminale stadium verkeert. De ellende die volgt is goed en sfeervol beschreven, maar vrolijk word je er niet van. Wolff heeft zich niet op de hoofdpersoon geconcentreerd, maar gebruikt hem om een panoramisch verhaal te vertellen over alle narigheid in een stadje in het Amerikaanse Nieuw-Engeland. Vooral de belevenissen van twee psychopathische inbrekers weet hij beklemmend op te schrijven. Hoofdstuk na hoofdstuk krijgt een ander personage de gelegenheid om zijn verhaal te vertellen, waarbij de leukemiepatiënt uit het begin het verhaal mag afsluiten. Dat doet hij letterlijk.
Allison & Busby is een Engelse pocketuitgever die een Amerikaanse misdaadreeks is begonnen. Dat betekent een herdruk van enkele Ross Macdonalds en Himes' en ook een stel oude Starks: The Jugger (Allison and Busby, f 17,50) kende ik nog niet en ik wist ook niet dat het boek door Jean-Luc Godard was verfilmd als Made in USA. Het is natuurlijk de vraag of je een boek zou kunnen herkennen aan een film van Godard. Stark schrijft zijn boek over de harde crimineel Parker (Parker steals, Parker kills, It's a living) en in The Jugger gaat het erom dat een oude maat van hem is doorgeslagen. Dat kan de gevangenis voor hem betekenen en Parker gaat aan de slag om zijn sporen uit te wissen. Dat gebeurt allemaal op een droge, vanzelfsprekende manier alsof het leven van Parker gelijk is aan elke andere willekeurige kleine zelfstandige. Een ander avontuur van Parker is Point Blank dat ook in deze serie is uitgebracht. Dat boek is door John Boorman onder dezelfde titel waarheidsgetrouw verfilmd en geeft eveneens een goed idee van de nietsontziende, maar ongewekte hardheid van Parker.
THEO CAPEL