Zo sterk als het zwakste gebint
Bouwen in het pre-industriële tijdperk
Building Construction Before Mechanization door John Fitchen Uitgever: MIT-Press, London, 326 p., f 72,10
Le pont en France avant le temps des ingenieurs door Jean Mesqui Uitgever: Picard, 303 p., f 64,90
Ewald Pironet
Kon de Moerdijkbrug gelegd worden, zonder architecten en allerlei geavanceerd materiaal? Nee. Toch werden reeds eeuwen eerder tientallen meters lange bruggen aangelegd. Kon de Euromast opgericht worden, zonder ellenlange berekeningen? Nee, maar toch werden de obelisken - monolieten die vaak meer dan 20 meter hoog waren - kilometers versjouwd en rechtgetrokken. Kon de Stopera zonder technische hulpmiddelen neergeplant worden? Natuurlijk niet. En toch kan nog steeds de majestueuze gotische kathedraal in Reims worden bewonderd. Vraag: hoe werden die bruggen, obelisken en gebouwen opgetrokken in een tijd dat er van mechanisering en ingenieurs nog geen sprake was?
Enkele jaren geleden bezocht ik een tentoonstelling over leven en werk van Antoní Gaudí. Daar was te zien op welke manier deze Spaanse architect de constructie van de kerk van Colonià Güell had uitgetekend: hij berekende eerst de druk die op de bogen en gewelven kwam te liggen. Vervolgens vulde hij zeildoeken zakjes met jachthagel - ze waren zwaarder naargelang de druk hoger was. Dan werden ze allemaal aan pakjesgaren gehangen. Die draden tekenden zo automatisch het geraamte van de nieuwe kerk uit; door een foto van de maquette op zijn kop te houden kon je de eigenlijke constructie mooi zien. Het leek een ei van Columbus uit een computerloos tijdperk.
Toch zijn Gaudís berekeningen en maquettes niet langer zo verbazingwekkend, na het lezen van Building Construction Before Mechanization en Le pont en France avant le temps des ingénieurs. Daaruit blijkt immers dat vóór de ‘moderne tijd’ de bouwproblemen immens waren. Het zoeken naar soms duizenden geschikte arbeidskrachten, de vervoersproblemen bij gebrek aan goede wegen en gemotoriseerd verkeer, het ontbreken van mechanisch materiaal, de armzalige plannen, ontworpen door nauwelijks geschoolde architecten, enzovoorts - je staat er versteld van dat in die tijd zoveel gebouwd werd. En nog merkwaardiger is, dat daarvan nu nog zoveel overeind staat.
De bouw van het Grand Central Station in New York
De twee geciteerde boeken hebben enkele zaken gemeen: ze verschenen beide eind 1986 en ze behandelen binnen hun context de materie op een historisch verantwoorde manier. Toch zijn er grote verschillen: Jean Mesquis schreef zijn werk met de gebruikelijke Franse flair en kleurrijk geïllustreerd wordt slechts één topic behandeld: bruggen in Frankrijk toen er nauwelijks studiewerk aan te pas kwam.
John Fitchens studie is als een cursus opgezet: stap voor stap doet hij alles sober uit de doeken, nu en dan verlucht met een citaat, een schets of zwart-witfoto. Bij hem komt niet alleen het bouwen van bruggen, kathedralen of piramides aan bod, maar ook de oprichting van tenten, wigwams, iglo's, woonboten, aquaducten, et cetera, naast problemen als ventilatie en verwarming of het gebruik van touwen. De twee boeken vullen elkaar mooi aan: het ene te veel over te weinig, het andere te weinig over te veel.
Fitchen weidt vooral uit over gebinten. Daarover is echter reeds heel wat in standaardwerken te vinden; in het recent uit het Duits vertaalde werk van Wilfried Koch, De Europese bouwstijlen Elsevier, 1986) worden de dakconstructies van bijvoorbeeld de gotische kathedralen schematisch weergegeven. Je kan er zien hoe een schoorkap, schenkelkap met windschoren of een dakspant in koningsstijl in elkaar zit. Daarom is Fitchens boek boeiender als hij het heeft over hoe die balken en stenen zo hoog kwamen: de ontwikkeling van windassen, kranen en ladders. Jammer genoeg wordt hun geschiedenis slechts in vogelvlucht beschreven, zodat je te rade moet in de bibliografie, die gelukkig naar de juiste literatuur verwijst.
De boog- en gewelftechnieken, waar Fitchen zoveel aandacht aan schenkt, zijn van groot belang bij het bouwen van bruggen. Dat blijkt uit Mesquis' studie: in het klassieke Griekenland bestonden weinig bruggen, omdat de techniek van de architraven hiervoor niet zo geschikt was. Maar in de Egyptische of Mesopotamische beschaving bouwde men wel reeds houten of stenen bruggen. Zij werden vanaf de Romeinse tijd verfijnd, omdat er steeds nieuwe constructies en gebinten werden uitgedokterd. Toen de industriële revolutie, samen met de ingenieur, zijn intrede deed, kwamen meer gedurfde hang-, boog-, balk- en beweegbare bruggen in de mode. Later zou gewapend beton weer nieuwe mogelijkheden bieden.
Wat uit beide studies blijkt: een bouwwerk is zo sterk als zijn zwakste gebint. En na lezing rijst er één vraag: hoeveel geschoolde ingenieurs kunnen, met behulp van allerlei moderne technieken, een obelisk zonder brokken oprichten, een iglo bouwen zonder instortingsgevaar of een lianenbrug leggen waar ze zelf overheen durven? Of een constructie als Gaudís kerk van Colonià Güell optrekken?
■