Het enige wat telt: de ziel van de president
Politieke straatvechterij en overspel in roman van Gary Hart
The Strategies of Zeus door Gary Hart Uitgever: William Morrow, 416 p. Importeur Van Ditmar, f49,45
Koen Koch
Gary Hart
abc
‘Zonder zich te bedenken kuste hij haar zacht. Gedurende een eeuwigheid, waarin tijd niet langer leek te bestaan, dacht hij er alleen maar aan hoe lang hij dit al had willen doen. Zij omklemden elkaar, bang om zich zelfs maar te bewegen, bang dat een bepaalde magie hen voor altijd zou ontglippen. Het haardvuur kraakte en loeide terwijl de omhelzing voortduurde. Geen van beiden wilde zich losmaken of de betovering doorbreken. Toen haalden zij tenslotte adem, maar zij hielden elkaar nog steeds vast. Hij raakte haar wang aan, dan haar haar, zich verbazend over de zwartheid ervan. Haar vingers tastten de ruwe lijnen van zijn gezicht af alsof zij voor heel lang de contouren ervan wilden onthouden. Toen zei zij fluisterend: “Ik wil je beminnen, ik wil met je naar bed. Ik wil dat meer dan iets anders... nu meteen.” Ze voelde dat hij instemmend knikte. “Maar we kunnen het nog niet doen, hè?” Weer knikte hij. Het zou een keer gebeuren, maar nu moest het wachten. Hij omklemde haar nog steviger.’
Zo heet en onbeholpen gaat het, vermoed ik, toe in de Bouquet-reeks, maar of dit een passende beschrijving is van het romantisch hoogtepunt dat Gary Hart, voormalig presidentskandidaat voor de Democraten, en de starlet Donna Rice beleefden, zal wel altijd onduidelijk blijven. In ieder geval beschreef Hart in zijn roman The Strategies of Zeus op deze wijze de romance tussen de Amerikaan Frank Connaughton, lid van de onderhandelingsdelegatie op de wapenbeheersingsconferentie te Genève, en de Russische Ekaterina Davydova, tolk van de Sovjet-delegatie aldaar.
Het komt er uiteindelijk toch van, wanneer beiden naar Italië zijn gevlucht om uit handen van de CIA en de KGB te blijven en onder valse naam onderduiken in een klein pension: ‘Ze omhelsden elkaar en kusten elkaar hongerig, alsof ieder zich in de ander wilde verliezen. Zij waren onhandig, niet gewoon met iemand anders te zijn. Weldra liet Ekaterina Connaughton weten dat ze hem volledig wilde, een behoefte die hij deelde en graag vervulde. Hun vrijerij was gehaast en snel, dan, later, langer en met meer weloverwogen hartstocht. Tenslotte vielen zij in innige omhelzing in een diepe slaap.’
Bijna zou je verzuchten dat het maar goed is dat iemand die op zo triviale wijze een bedscène beschrijft geen president van de Verenigde Staten wordt, maar ter zake. Connaughton pleegt dus overspel - hoe pikant in dubbel opzicht. Hij is immers getrouwd, al verblijft zijn vrouw al jaren wegens schizofrenie (‘ze verzoekt de bomen om de eeuwige vrede’) in een psychiatrische kliniek. Eerder was dat overspel er niet van gekomen, omdat een onhandig telefoontje het samenzijn met een ravissante jongedame, die zich royaal had aangeboden, verstoorde. Nu dus wel en de rechtvaardiging ervan ligt volgens Hart daarin dat door de romance tussen Ekaterina en Frank niets meer of minder dan de wereldvrede wordt gered. Dat is natuurlijk wel even andere koek dan een one-night stand met een B-actrice. Hier moet de benepen burgerlijke moraal toch echt wel wijken voor hogere waarden. Ook de gelegenheidgevende pensionhouder (toevallig een gevluchte Russische orthodoxe priester, die Tolstoi heet) begrijpt dat direct en geeft de overspeligen zijn zegen.
Het verhaaltje van Harts roman (‘elke overeenkomst met feitelijke gebeurtenissen en levende personen is geheel toevallig’) is snel verteld. Aan het eind van 1987 dreigen de ontwapeningsonderhandelingen in Genève vast te lopen. Zowel in de Verenigde Staten als in de Sovjetunie probeert een groep haviken deze situatie uit te buiten om middels een pijlsnelle militaire campagne (respectievelijk Blue Thunder en Red Star geheten) de vijand beslissend in het nadeel te brengen. De kern van deze beide plannen is gelijk. Het is zowel de Amerikaanse als de Russische bedoeling om via antisatellietwapens, reeds in het diepste geheim en buiten medeweten van de hoogste politieke leiding gelanceerd, de communicatie- en commandosystemen van de tegenstander uit te schakelen. De onder het mom van grootscheepse oefeningen gemobiliseerde strijdkrachten zouden dan vervolgens door een bliksemactie in Europa de tegenstander voor een fait accompli stellen. Het zijn vooral de Westeuropeanen, die de dreigende catastrofe voorvoelen. Zij demonstreren weer massaal, maar er vinden nu ook gewelddadigheden plaats. Het avondland nadert nu werkelijk zijn ondergang, de sfeer is dreigend. Zo wordt zelfs in het vreedzame Den Haag een Belgische politieman bijna gelyncht, nadat hij tijdens een demonstratie drie leerlingen van een katholieke meisjesschool had aangevallen. Wat zouden Nederlandse commentatoren vier jaar lang plezier hebben gehad als Hart in 1988 wel het presidentschap in de wacht had gesleept: een Amerikaanse president die met spreekwoordelijke Amerikaanse domheid Nederland voor de hoofdstad van Kopenhagen houdt.
Maar terug naar de ernst van Harts roman. Bij de hervatting van de ontwapeningsbesprekingen in januari 1988 proberen de al eerder genoemde Connaughton en Davydova met alle macht het naderend onheil af te wenden door alsnog een ontwapeningsakkoord tot stand te brengen. Tijdens de kerstdagen waren zij door hun kinderen nog eens speciaal op hun verantwoordelijkheid voor de wereldvrede gewezen. Vandaar dus en volgens de befaamde Walk-in-the-woods methode (hoe zou een akkoord er uitzien als alleen wij tweeën het voor het zeggen zouden hebben) slagen zij erin de hoofdlijnen van een akkoord te ontwerpen, dat vervolgens door hun wederzijdse superieuren aanvaard wordt. De haviken falen tenslotte in hun pogingen de plechtige ondertekening van het akkoord te saboteren, eind goed al goed.
Niets aan dit verhaaltje, inhoud noch vorm, rechtvaardigt enige belangstelling, ware het niet natuurlijk dat het geschreven werd door iemand die tot voor kort de belangrijkste Democratische presidentskandidaat was en die zijn politieke carrière juist door de beschuldiging van overspel gebroken zag.