Pockets
Met letterkundige kwajongensstreken als Aarts' almanak en Dichter bij de mens hebben we gelukkig in Nederland niet te klagen over een levendig literair leven. Ook in Engeland houdt men zich graag met grappenmakerij in de letteren bezig, getuige Taking off. An anthology of parodies, send-ups & imitations. Met bijdragen van Tom Stoppard, Chesterton, Monty Python, Angus Wilson, Cyril Connolly. (Methuen, 259 p., f 28, -.) Wie op basis van getallen het gevoel voor humor van een gevestigd letterkundige wil beproeven, kan zich bedienen van The Penguin Dictionary of Curious and Interesting numbers van David Wells (228 p., f 15,65). En wie liever in een satirisch stuk zijn personages als in een schaakspel wil laten bewegen kan terecht in The Oxford Companion to Chess door David Hooper en Kenneth Whyld, een uitgebreid naslagwerk. (Oxford University Press, 407 p., f 47, -.) Behalve lemma's over schaakpersoonlijkheden, alle mogelijke varianten, aanvallen en tegenaanvallen vinden we onder ‘Living Chess’ een mooi stuk (met instructieve foto) over de in 1891 opgerichte Club of Living Chess. Er is zelfs een boek over dit onderwerp geschreven, zo meldt dit lemma: Mc. Dowall Cosgraves Chess with Living Pieces.
‘None are spared, even the household gods have rubbled heads, the shrine of Vesta's defiled, and thunder rumbles its omens over every bed.’ Die woorden vinden we in ‘Nero’, titelgedicht van een van Jeremy Reeds dichtbundels, nu een van zijn Selected Poems. ‘It's full of rich and careful writing,’ schreef Seamus Heaney over Reeds poëzie. Hij had gelijk. (Penguin, 240 p., f28, -.) Rijke poëzie is eveneens te vinden in John Ashbery's Selected Poems. Prachtig bijvoorbeeld is het gedicht ‘Decoy’, dat eerder verscheen in de bundel The double stream of Spring (1969). Ashbery's poëzie ademt de tijdgeest: ‘We hold these truths to be self-evident: / That ostracism, both political and moral, had / Its place in the twentieth-century scheme of things.’ (Paladin, 356 p., f 28, -.) Meer poëzie in The Penguin Book of Lieder, zoals de titel al laat zien een tweetalige uitgave: naast de Duitse vinden we de Engelse tekst van liederen die getoonzet werden door achttien grote componisten. Achterin werden korte biografietjes van de tekstdichters opgenomen. (201 p., f 22,80.)
In de Alfred Döblin Werkausgabe in Einzelbänden verschenen de eerste zes delen: Reise in Polen, Wadzeks Kampf mit der Dampfturbine, Der Oberst und der Dichter/Die Pilgerin Aetheria/Zwei Erzählungen, een deel vroege verhalen, Hamlet oder Die lange Nacht nimmt ein Ende en Der deutsche Maskenball von Linke Poot. Er verschijnen nog 24 delen. Deutscher Taschenbuch Verlag liet bij de eerste zes een katern verschijnen waarin een ‘Chronik der Lebensdaten’, alsmede uitspraken van Brecht, Heinrich Mann en Grass over Döblin (± f 30, -). Elizabeth Hardwick maakte een keuze uit het werk van Susan Sontag. Verbluffend heldere stukken. Ik las het in deze Susan Sontag Reader opgenomen ‘The Pornographic Imagination’. Prachtig. (Penguin, 446 p., f 32,50.) In de serie The History of Sexuality van Michel Foucault verscheen het tweede deel: The use of pleasure. Over hoe in het denken over seksualiteit door de Grieken het brandpunt van relaties met jongens naar die met vrouwen verschuift. Briljante beschouwingen. (Vintage, met uitgebreid register, 293 p., f 28,90.) Zeer interessante stukken werden bijeengebracht in Witchcraft and Sorcery, 42 artikelen over alle mogelijke aspecten van de hekserij. Over het woord ‘heks’, over toverkollen onder Afrikaanse, Amerikaanse en Europese volken, over heksenvervolgingen, over het (denkbeeldige) ‘heksenverbond’, over de rationalistische versus de romantische ‘heksenwetenschap’, over de theorievorming rond hekserij in het algemeen. (Penguin, 496 p., f 28, -.)
Sybille Bedfords veelgeprezen biografie Aldous Huxley (2 dln.) verscheen in paperback. Het ergste wat iemand, en het allerergste wat iemands biograaf kan overkomen, geschiedde op 12 mei 1961: in een brand gingen Huxley's bibliotheek en zijn correspondentie verloren. Sybille Bedford heeft haar biografie dan ook voornamelijk op gesprekken met vrienden en nabestaanden gebaseerd. (Paladin, ± 775 p., f56, -.) Christopher Hibbert schreef Garibaldi and his enemies. The clash of arms and personalities in the making of Italy. Degelijke historische studie, met vele romantische anekdotes. Als Garibaldi op sterven ligt, strijken twee vinken neer op de balustrade van het balkon. Als men ze weg wil jagen, zegt Garibaldi: ‘Laat ze zitten, misschien zijn het de geesten van mijn twee overleden dochtertjes die me komen halen.’ (Penguin, 423 p., f28, -.) ‘Er wordt verteld dat ik de mooiste vrouw in Europa ben. Dat kan ik natuurlijk niet beoordelen, ik ken niet alle vrouwen. Maar wat betreft de andere koninginnen weet ik dat ik de mooiste in heel Europa ben.’ Die zelfbewuste woorden zijn van koningin Marie van Roemenië, door Hannah Pakula in haar boek The Last Romantic genoemd. Over hoe deze negentiende-eeuws gevormde Engelse prinses zich in Roemenië en in de moderne tijd met een Eerste Wereldoorlog staande hield. (Simon & Schuster, 510 p., f 43,25.)
Het maken van bloemlezingen is een kunst apart. Met de samenhang kun je vaak meer suggereren dan met iedere titel afzonderlijk. De meest briljante demonstratie van dit principe die ik ooit zag leverde Humphrey Jennings in zijn boek Pandaemonium. The coming of the machine as seen by contemporary observers 1660-1886. Jennings noemt zijn boek ‘de verbeeldingsgeschiedenis van de industriële revolutie’, hij verzamelde uitspraken in alle mogelijke publikaties waarin op een of andere manier uitspraken worden gedaan die gedachten of gevoelens laten zien van de mens ten aanzien van de machine. In de dertien jaar dat Jennings eraan werkte (1937-1950) moet een zeer groot aantal teksten zijn revue zijn gepasseerd. Hij koos er uiteindelijk 372, voorzag ze hier en daar van kort commentaar en voegde soms een illustratie toe. In het eerste fragment, een passage uit Miltons Paradise Lost, worden vuur, ijzersmelten en machines voorgesteld als levensomstandigheden in Pandaemonium, ‘the high Capital of Satan and his Peers’. In het laatste stuk laat William Morris een personage somber in een vervuilde omgeving rondblikken. Veel ‘goddelijks’ heeft de industriële revolutie ons volgens Jennings niet gebracht. ‘A masterpiece of collage that reads like a novel.’ schreef The Sunday Times over Pandaemonium. Deze lof komt mij nog karig voor. (Picador, 376 p., f 22,80.)
ATTE JONGSTRA