Banaliteit
Zo is er misschien ook een psychologische verklaring denkbaar voor de vaak iets geopende monden, een sensatie die zich laat samenvatten met de uitdrukking ‘een sprekend portret’: open monden hebben iets expressiefs dat het gezicht overtuigender, levensvatbaarder maakt. Het is ook niet voor niets dat het Arcimboldo-effect, toen het eenmaal aansloeg, als een razende om zich heen greep; het vreemde is alleen dat het zo lang heeft geduurd - dat wil zeggen, wat betreft de kunst. Pas rond het begin van deze eeuw raakten de schilderijen weer in de belangstelling, na een eeuwenlange retraite in het Zweedse kasteel Skokloster, waar ze terecht waren gekomen na de Zweedse bezetting van Praag in 1648. In dit boek wordt de hernieuwde belangstelling vooral toegeschreven aan ontwikkelingen in de moderne kunst, gepaard gaand met een belangstelling voor semi-realistische voorstellingen met een psychologisch verwarrend effect. Picasso's portret van Daniël Henry Kahnweiler is, gezien de overeenkomsten, zeker geïnspireerd op Arcimboldo's Bibliothecaris. Vooral dadaïsten en surrealisten waren geïnteresseerd in Arcimboldo, en een tentoonstelling in het Museum of Modern Art in 1936, getiteld ‘Fantastische kunst, Dada, Surrealisme’, vertoonde naast moderne kunstenaars ook een aantal grote fotoreprodukties van Arcimboldo's.
Paranoïde figuur, Salvador Dali, 1934
De peren, getekend door Charles Philipon, 1834
Het is duidelijk wie de eer toekomt van dé grote moderne Arcimboldesk: Salvador Dali, met zijn paranoïde metamorfosen die bewijzen dat je van alles een gezicht kunt maken, vooral gezichten, die zo weinig nodig hebben om als gezicht herkend te worden, in het paranoïde grensgebied van de waarneming. Maar er is een bepaalde categorie die in dit boek opvallend weinig aandacht heeft gekregen, terwijl juist daar het Arcimboldo-effect zijn meest continue toepassing kent, dwars door alle kunstsalto's heen. Ik bedoel de categorie van de trivia, het domein van de baardige heren dat bestaat uit blote meisjes, landkaarten in de vorm van veelvraten of schooljuffrouwen, gezichten die doen denken aan geiten of koeien, appels of peren. Kortom: de cartoon, en meer in het bijzonder de karikatuur. De reden waarom dat reusachtige domein zo'n piepklein perkje heeft gekregen in dit boek - een paar ‘French postcards’, nauwelijks de meest geïnspireerde - is niet moeilijk te raden. Zowel voor veel kunsthistorici als voor veel kunstenaars blijkt het onverteerbaar dat grote kunst iets met banaliteit van doen zou kunnen hebben, al was het maar in de kern. Er is geen zinsnede in dit boek die zo vaak wordt herhaald als de waarschuwing dat Arcimboldo's creaties beslist niet voor visuele grappen versleten mogen worden. Weliswaar werden ze in de zestiende eeuw nogal eens aangeduid als ‘capprici’, maar dat was een ernstig vereenvoudigde voorstelling van al hetgeen ze werkelijk behelsden, en bovendien is capprici nog niet hetzelfde als capriolen.
Aarde door Arcimboldo
Nu zal dat op zichzelf niet onwaar zijn, alleen is het gevolg van de angst voor banaliteit in dit geval, zoals zo vaak in dit soort publikaties, dat ze zelf een vertekend beeld van hun onderwerp geven. Door zich ijlings te storten op de hogere exegese vergeten ze dat het effect van dit soort schilderijen, hun onweerstaanbare en niet aan tijd gebonden overtuigingskracht, juist wél is terug te voeren op hun ‘banale’ oorsprong.
Lente, uit de vier seizoenen van Arcimboldo
In dit geval is dat extra jammer, omdat Arcimboldo beschouwd kan worden als een van de uitvinders van de karikatuur. E.H. Gombrich, een van de weinigen onder de kunsthistorici die zich wel met dit probleem hebben beziggehouden, noemt de gebroeders Carracci als de grondleggers van het genre, maar in feite was Arcimboldo er nog iets eerder bij. Een veelzeggend document is de aanbevelingsbrief die des keizers gouverneur Adam Swetkowytz