Gewetensvol begeleiden
De uitgeverij Vriendenlust maakt zich verdienstelijk door met grote regelmaat letterkundige bijdragen uit de vroegere jaargangen van Het Vaderland te herdrukken. De laatste twee boekjes uit deze serie, beide door Nop Maas samengesteld en ingeleid, zijn de moeite waard. Een boekje getiteld Zonder omhaal van woorden is gewijd aan de criticus W.G. van Nouhuys. De naam Van Nouhuys zal de meeste lezers van dit blad weinig of niets zeggen. In vergetelheid raken is nu eenmaal het lot van alle critici. Wie echter vertrouwd is met de literatuur rond 1900 zal de naam van Van Nouhuys kennen. Ik heb talloze malen met genoegen en met veel vrucht zijn kritieken gelezen. Hij is over het algemeen zeer trefzeker in zijn oordelen. Zijn kritieken zijn goed gecomponeerd en rustig van toon. Wat hem sterk doet verschillen van critici als Van Deyssel en Kloos is zijn afkeer van polemiek. Je zou hem door zijn aandacht voor het werk zelf, vooral voor de literaire kanten daarvan, een voorloper kunnen noemen van de kritiek in het tijdschrift Merlyn. Zelf heeft hij de doelstelling van de literaire kritiek als volgt geformuleerd: ‘Vóór alles trachten te komen achter de bedoeling van den auteur, met wiens werk we ons bezighouden, door te dringen in de sfeer van zijn geestes- en gevoelsleven, na te gaan of hij in staat is op zijn wijze het zichzelf gestelde doel te bereiken, en met behulp van eigen smaak en onderscheidingsvermogen vast te stellen in hoeverre hij daarin geslaagd, in welk opzicht hij daarin te kort gekomen is.’ Van Nouhuys lijkt me het ideale voorbeeld van recensent, een voorlichter, iemand die zeer gewetensvol de literatuur begeleidt maar nimmer leidt. Nop Maas heeft een aantal programmatische uitspraken in zijn boekje opgenomen. Ik denk dat het alleen voor literatuurhistorici van belang is. Wanneer schrijft een van hen eindelijk eens een monografie over Van Nouhuys?
Het andere boekje van de uitgeverij Vriendenlust, Reisplezier, bevat bijdragen van Marcellus Emants. Het zijn reisverslagen over zijn verblijf in Algiers en Tunis in 1906. Emants kon, gefortuneerd als hij was, lange reizen maken. Hij heeft dat zijn hele leven gedaan. Dat leverde meestal zeer leesbare letterkundige bijdragen op. Emants kon als naturalistisch auteur uitstekend observeren; hij heeft oog voor details en maakt zich goddank niet schuldig aan woordkunst. Het meest heb ik genoten van een brief zogenaamd geschreven door de achterneef van Robert Nurks, een verre nazaat van de figuur uit de Camera Obscura. Het zou verplichte lectuur moeten zijn voor allen, die tegenwoordig aan de gevreesde volksziekte van de reismanie lijden. De sarcastische zwartkijker Emants weet in een paar bladzijden deze ziekte te analyseren en ridiculiseren. (Prijs beide boekjes: f9,50)
JF