Verlichtingsdenken
Hirschfeld beschouwde de seksuologie als een natuurwetenschap waaraan andere disciplines ondergeschikt waren. Bestaande inzichten over seksualiteit vond hij veel te veel gekleurd door bijgeloof en kerkelijke orthodoxie. Alleen een in de natuurwetenschappen gefundeerde seksuologie beloofde de waarheid over het seksuele leven te onthullen. Hirschfeld zag in heteroseksualiteit de natuurlijke norm, in homoseksualiteit en travestie natuurlijke varianten, zogenaamde ‘sexuelle Zwischenstufen’ tussen de ware (heteroseksuele en mannelijke) man en de ware (heteroseksuele en vrouwelijke) vrouw. Voortplanting van pathologische eigenschappen was door eugenetica (‘Rassenhygiene’) te voorkomen. Zijns inziens was het helemaal niet zo gek dat homo's niet de kans zouden krijgen nageslacht voort te brengen. Goede seksuele ‘Bildung’ zou tot gezonde sociale verhoudingen leiden en prostitutie overbodig maken. Kortom, bij Hirschfeld was de kern van het Verlichtingsdenken aanwezig: geloof in rede en natuurwetenschap, in preventie, voorlichting en onderwijs. Met die ondersteuning hoorden verantwoorde burgers zelf de beslissing over seksuele relaties en nageslacht te kunnen nemen. Waar zulke voorwaarden ontbraken, ontstond ruimte voor reguleringsmaatregelen. Hirschfeld: sociaal voelend, biologische denkend, Pruisisch handelend.
Op verschillende fronten probeerde Hirschfeld zijn overtuiging in praktijk te brengen. Zijn allereerste emancipatoire activiteiten gingen in tegen de strafbaarstelling van ‘tegennatuurlijke ontucht’, de gevreesde §175. Onder die noemer vielen zowel bepaalde homoseksuele handelingen als bestialiteit. Zijn inspanningen hadden wisselende resultaten. Al in 1898 nam de socialist August Bebel het in de Rijksdag op tegen de strafbaarstelling. Het beruchte Eulenburg-schandaal (1907-8) deed verdere discussie voor jaren de das om. Pas in 1929 stelde de commissie voor justitie de Rijksdag opnieuw voor om de paragraaf af te schaffen, maar toen kort daarop de beurskrach van Wallstreet volgde, gooiden de nationaal-socialistische verkiezingssuccessen roet in het eten. In 1935 werd de strafbepaling door het Hitler-regime verder aangescherpt.
Het Eulenburg-schandaal laat zien hoe averechts Hirschfelds activiteiten voor homoseksuele emancipatie konden uitpakken. Prins Philip zu Eulenberg, naaste adviseur van keizer Wilhelm II, en graaf Kuno von Moltke, bevelhebber van het Berlijnse garnizoen, waren hartstochtelijke vrienden die volgens de journalist Harden een verkeerde, francofiele en pacifistische invloed op de keizer hadden. Hij begon in een reeks artikelen tegen de Liebenberger kring (zo genoemd naar Eulenburgs Oostpruisische kasteel waar men samenkwam) toespelingen te maken op een homoseksuele verhouding tussen prins en graaf. Moltke diende na enig aarzelen een aanklacht in tegen Harden. In het proces trad Hirschfeld als getuige-deskundige op. Op basis van de lichaamsbouw van de klager en van de getuigenissen van diens gewezen echtgenote verklaarde hij dat de graaf een homoseksueel was. Moltke verloor het proces. Hirschfelds zucht naar de waarheid kon zich kennelijk ook tegen homoseksuelen keren. De processen volgden elkaar in snel tempo op en in de chaos herriep Hirschfeld zijn verklaring. Het mocht niet meer baten. De opzet van Harden was geslaagd. Wilhelm moest zijn Liebenberger vrienden laten vallen, waarmee de laatste obstakels voor een agressieve buitenlandse politiek uit de weg waren geruimd. Bovendien liep de homowereld aanzienlijke schade op. De romantische en oer-Duitse vriendschapstraditie stierf in een geur van verkapte homoseksualiteit.
Nauwelijks minder dubbelzinnig waren de inspanningen van Hirschfeld op het gebied van seksuele hervorming. Zijn instituut bood na de Eerste Wereldoorlog allerlei vormen van seksuele hulpverlening: voorlichting, huwelijkstherapieën, middelen voor geboortebeperking, genetisch onderzoek voor verloofden, ‘Titusperle’ die de potentie heetten te bevorderen. Binnen de ‘Wereldliga voor sexueele hervorming’ waarvan Hirschfeld de onbetwiste leider was, gold zijn Instituut als een modelinrichting. De Sovjetunie beschouwde men als een paradijselijke modelstaat op het gebied van seksuele hervorming. De Wereldliga en zeker ook Hirschfeld zelf waren volstrekt blind voor de seksuele repressie die vanaf het begin in de communistische staat bestond. In 1917 schafte de Sovjetunie alle oude wetten af, waardoor terreur tegen ongewenst sociaal en politiek gedrag de kans kreeg: tegen de Witten, tegen de anarchisten, tegen de sociaal-democraten, en als het zo uitkwam, ook tegen homoseksuelen en prostituées. De Wereldliga hield de wetteloosheid tegen beter weten in voor seksuele vrijheid. Dat homoseksualiteit in bepaalde Sovjet-republieken strafbaar bleef, omdat het daar een ‘sociale plaag’ zou zijn, zagen Hirschfeld en zijn medestanders uit idealisme over het hoofd. Dat prostituées in spinhuizen (‘Arbeitsprophylaktoria’) werden opgesloten, beschouwden ze als een bewijs van sociale vooruitgang. In 1926 maakte Hirschfeld op uitnodiging van de Sovjet-regering een reis door Rusland. Zijn enthousiasme voor de seksuele hervorming aldaar was nog altijd niet geschokt, ook niet toen in 1930 zijn monumentale Geschlechtskunde (5 dikke delen) verscheen. Omdat Hirschfeld vooruitgang onder dwang niet uitsloot, bleef hij doen alsof zijn neus bloedde.
Hirschfeld met zijn vriend Karl Giese in ballingschap in Frankrijk na de machtsovername door de nazi's