Afgeblaft
Een bedrijf als de Hoogovens, bijvoorbeeld, telde zo'n tien jaar geleden nog meer dan drieduizend buitenlandse arbeiders, nu is dat aantal tot onder de tweeduizend gezakt. Zelfs bij dit bedrijf is deze verandering gepaard gegaan met een zekere verharding van de arbeidsverhoudingen. Kagie laat hierover de Italiaan Pucino aan het woord, die vierentwintig jaar geleden naar Nederland kwam om bij deze onderneming te werken: ‘Vroeger waren de mensen blij om me te zien. Ging ik bijvoorbeeld naar kantoor om een formulier te laten invullen, dan was het van: ha, Pucino! Hoe is het, lust je een bakje koffie? Als ik nu naar het hoofdkantoor ga, ben ik een van die lastige buitenlanders. Je moet je melden en het eerste wat ze van je willen weten is je personeelsnummer. Je wordt afgeblaft, de gemoedelijkheid is weg. Vroeger namen ze meer tijd voor je, als een buitenlander het dan niet helemaal snapte wat er werd bedoeld werd het nóg een keer uitgelegd.’
Een groot bezwaar van Berichten uit Hollands gastenboek is dat je over de achtergronden van deze ontwikkelingen vrijwel niets te weten komt. Kagies reportages zijn impressionistisch, van enige serieuze analyse is geen sprake. Net als zijn grote voorbeeld Günter Wallraff, lijkt de auteur ervan uit te gaan dat de verslechtering van de positie van buitenlandse arbeiders het gevolg is van kwaadwillendheid en misschien zelfs racisme bij de ‘bazen’. Dit simplistische uitgangspunt geeft de reportages een eentonig karakter. Over welke toestand het ook gaat, de uitslag staat van tevoren vast: de werkgevers zijn de schurken, de buitenlanders zijn de slachtoffers. Zoiets ondermijnt de geloofwaardigheid. Ik kan althans nauwelijks accepteren dat een boefachtige onderneming als de Haagse exportslachterij van Van der Bent op éen lijn wordt gesteld met de Hoogovens, of de Nedlloyd met de regeneraatfabriek van Vredestein. Noch dat op al die bedrijven gelijkelijk de door Kagie veelvuldig gebezigde clichés als ‘mensonterende toestanden’, ‘misstanden waarvan niemand het bestaan vermoedde’, ‘getuigenissen die grenzen aan wat een mens voor mogelijk houdt’ van toepassing zouden zijn.
Voor een juiste beoordeling van de positie van buitenlandse arbeiders is het, denk ik, op z'n minst nodig om te weten hoe het gesteld is met Nederlandse arbeiders die hetzelfde soort werk verrichten. Worden die systematisch beter behandeld? Ook als dat niet zo zou zijn, maakt dat de toestand van veel buitenlanders uiteraard niet minder beroerd. Het zou die situatie wél in een ander perspectief kunnen plaatsen.
■