Tijdschrift
W.F. Hermans staat in de klassieke nonchalante pose, handen in de broekzakken, sigaret tussen de tanden geklemd, haarlok plat op het voorhoofd geplakt onder de tekst ‘Een le klas gangster’ op het omslag van Het Oog in 't Zeil nummer 4 april '87. Deze foto voor de uitstalkast van een bioscoop begeleidt het openingsartikel De schrijver als misdadiger van Hermans' bibliograaf Rob Delvigne. Ik kreeg bij het opslaan van dit nummer een beetje het gevoel van: is er even geen rumoer rond Hermans, dan rakelen we wel weer een oude rel op. Delvigne besprak de rechtszaak rond de befaamde passage die een belediging van het katholieke volksdeel zou bevatten uit Ik heb altijd gelijk al jaren geleden uitgebreid in Hollands Maandblad, om precies te zijn in 1973. Nu kiest hij een andere invalshoek, namelijk die van het tijdschrift Podium, waarin in 1951 een voorpublikatie met de gewraakte zinnen van Lodewijk Stegman stond. Al eerder kwam Podium in opspraak omdat G.K. van het Reve het sperma tegen de muur laat spatten in een masturbatiescène die later in de novelle Melancholia terechtkomt. Op basis van deze ‘ontsporingen’, volgens staatssecretaris Cals (KVP), moet Podium de broodnodige subsidie ontberen die in 1951 voor het eerst in ruime mate verstrekt gaat worden aan literaire tijdschriften. De Gids krijgt een paar duizend gulden, maar Podium krijgt een brief met opgeheven wijsvinger van Cals. Saillant detail in Delvignes stuk is dat de grote tegenstander van dit soort bevoogding en censuur Geert van Ooorschot later Ik heb altijd gelijk alleen maar heeft willen publiceren zonderde nogal duidelijk geformuleerde aantijgingen tegen Soekarno en het vorstenhuis. Meer over Hermans in dit nummer in een bijdrage van Hans Renders over het
surrealisme. Volgens Hermans is het surrealisme een verzamelnaam voor heftig verzet tegen een der andere -ismen. Het surrealisme is er absoluut niet op uit om esthetisch te ontroeren maar om te choqueren en te epateren, zegt hij. Renders bespreekt Hermans' fotocollages (al van vóór Mandarijnen op zwavelzuur) en tekeningen. In Het Oog in 't Zeil staan die ook afgedrukt. Verder geeft hij een aantal vragen en antwoorden uit een schriftelijk interview dat hij met Hermans had. Het stuk zelf is door dit knippen en plakken met citaten van Hermans en anderen een beetje rommelig geworden, maar vanwege het onbekende materiaal dat wordt besproken en afgebeeld natuurlijk voor de Hermans-fans wel een must. Hans Renders gaat nog verder over het surrealisme in een volgend stuk over E. van Moerkerken, de filmer, fotograaf en schrijver, zoon van P.H. van Moerkerken uit Haarlem. Leuk alweer, maar echt overzichtelijk schrijft Renders niet. Volgens Van Moerkerken is het surrealisme een mentaliteitskwestie, een humoristische verrijking in de geest van Buñuel. Wat Renders er zelf van vindt kunnen we lezen in een boek van hem over het surrealisme dat eind dit jaar moet verschijnen. In zijn immer boeiende rubriek Gerezen wit verzucht Reinold Kuipers, nu hij geen directeur meer is van een uitgeverij, dat hij soms dol wordt van al die drukke, om aandacht vragende omslagen van de boeken die nu verschijnen. Waarom niet het hele boek van omslag tot en met binnenwerk gewoon zwart op wit gedrukt? De enkele uitgever die dat doet heeft duidelijk zijn sympathie. Zijn voorbeelden vindt hij dan alleen niet in het Nederlandse taalgebied maar in het Duitse. Hij noemt onder meer Jakob Hegner en Castrum Peregrini. Zijn vertoog gaat verder over J. van Krimpen. De letter, de Romanée, die Van Krimpen ontwierp oordeelt hij als bijkans volmaakt.
EVA COSSEE