Het prijzenswaardig voorbeeld der katten
De staatkundige denkbeelden van Pieter de la Court (1618-1685)
Pieter de la court in zijn tijd Aspecten van een veelzijdig publicist Redactie H.W. Blom en I. Wildenberg Uitgever: APA-Holland University Press, 198 p., f 42,40
Johan en Pieter de la court Bibliografie en receptiegeschiedenis door Ivo W. Wildenberg Uitgever: APA-Holland University Press, 180 p., f 42,40
Bibliography of Dutch seventeenth century political thought An Annotated Inventory 1581-1710 door G.O. van de Klashorst Uitgever: APA-Holland University Press, 162 p., f 42,50
Chris van der Heijden
Aan politieke filosofie in de beperkte zin van het woord (: hoe behoort de staat ingericht te worden) besteedt men nog nauwelijks aandacht. Voor zover ik weet gebeurde dat in Nederland het laatst in de jaren zestig toen duidelijk werd dat de verzuilde samenleving haar beste tijd had doorgemaakt en Den Haag voor het eerst op massale schaal geconfronteerd werd met een nieuw politiek verschijnsel: buitenparlementaire actie. Het een is ondertussen passé, het ander geaccepteerd. De Nederlandse staat functioneert op basis van een verregaande consensus: er moet natuurlijk van alles verbeterd en veranderd worden (zegt iedereen), maar de fundamenten zijn goed en gezond.
Zo werd natuurlijk niet altijd gedacht: in de jaren twintig en dertig had een andere democratie dan de onze zware aanvallen van links en van rechts te verduren; in het midden van de negentiende eeuw was het nog allerminst duidelijk hoe de verhouding lag tussen koning en parlement; en aan het begin van diezelfde eeuw begon Nederland zelfs aan een experiment dat het nog nooit in die vorm uitgeprobeerd had: de monarchie. Als we nog verder in de vaderlandse geschiedenis teruggaan, komen we in een periode van zo'n tweehonderd jaar (1581: afzwering van Filips II - 1795: de Fransen trekken de Republiek binnen) waarin Nederland een uniek staatssysteem kende: een Republiek met een stadhouder. Formeel waren de gewestelijke Statenvergaderingen binnen die Republiek soeverein. Zij zonden afgevaardigden naar de Staten-Generaal die (volgens de Unie van Utrecht) besliste over ‘bestand, vrede, oorlog of belastingen’ en op hun beurt weer een ‘eerste dienaar’ hadden. Dat was de stadhouder, plaatsbekleder van de afgezworen landsheer en kapitein-generaal van het leger. In theorie was dit een werkbaar stelsel, ware het niet dat die stadhouder nogal eens soevereine neigingen had en de Staten-Generaal sterk beheerst werden door één provincie, Holland. Het conflict lag met andere woorden aan de oppervlakte en zo werd een goede theorie toch weer speelbal van de praktijk. In dat kader zijn persoon en werk van Pieter de la Court van belang.
Pieter de la Court was een Leids lakenkoopman en de zoon van een Vlaamse wever die zich in 1613 in het Noorden gevestigd had. Vader de la Court maakte snel carrière in de Hollandse lakenstad en kreeg acht kinderen. Vier van hen stierven op jonge leeftijd, van de andere is relatief veel overgeleverd: het enige zusje huwde de Leidse filosoof (en alcoholicus) Heereboord en raakte met hem in een openbaar schandaal verwikkeld; twee van de zonen (van de oudste, Jacob, is niet veel bekend) hadden een grote politieke belangstelling en schreven in de jaren vijftig van de zeventiende eeuw een aantal boeken. Het eerste daarvan verscheen in 1660, vlak na de dood van de jongste broer en co-auteur van Pieter de la Court. Hoewel deze jongere broer Johan nogal eens doorgaat voor het brein achter de onderneming maakte zijn voortijdige dood dat alle lof en blaam die deze publikaties opriepen op de naam van Pieter kwamen te staan. En aangezien die geschriften inderdaad opzienbarend genoemd mogen worden, kreeg ook zijn persoon in de geschiedschrijving relatief veel aandacht.
Pieter de la Court (1618-1685) en Elisabeth Tollenaar (gest. 1658). Schilder onbekend, 1695.
Door een gelukkig toeval weten we ook uit de jongelingsjaren van Pieter de la Court vrij veel, althans over een beperkt aantal jaren. Tussen 1641 en 1643 maakte hij immers een educatiereis naar Londen, Parijs, Saumur, Lyon, Genève, Bazel, Frankfurt, Antwerpen en andere steden die op deze rondreis lagen. Daarvan liet hij een dagboek na dat in de jaren twintig van deze eeuw gepubliceerd werd. De uitgever daarvan gaf echter slechts het chronologisch deel uit en liet de losse bladen met reisnotities en andere meer persoonlijke observaties achterwege. Die nu worden in Pieter de la Court in zijn tijd met een inleidend essay van de Rotterdamse historicus Willem Frijhoff voor het eerst gepubliceerd. Een boeiend document vol korte notities over de meest uiteenlopende onderwerpen en geschreven in een palet van talen (Nederlands, Latijn, Frans, Engels): ‘De lucht is te Londen seer ongesont soo dat veel luiden genoetsaeckt sijn op het lant te gaen woonen’; ‘Te Angiers sag ick er een int swart gekleet bedelen die een doos met een spleet hadde waer in gelt gesteecken wiert’; ‘Een Joden die sich christen veinsde en tot predicant beropen was levendich verbrant te Geneven’; ‘The white of an egge put in a glas with water maketh many figures’; ‘Feminae Basile maritos suos Myn Herr vocant’ (In Bazel noemen de vrouwen hun echtgenoot Mein Herr). Enzovoort. Het is jammer dat die losse bladen maar zo'n vijfentwintig gedrukte pagina's beslaan, temeer omdat hierdoor de stelling van Willem Frijhoff wel op een erg magere basis rust. Hij beweert namelijk dat Pieter de la Court tijdens zijn educatiereis van een theoloog in spe tot een aankomend lakenreder en staatstheoreticus evolueerde. Iets is daarvoor wel te zeggen, maar of deze losse vellen daarvoor voldoende bewijs zijn, betwijfel ik toch. Bovendien, we weten dat de la Court lakenkoopman en staatkundige werd, dus wat ligt er meer voor de hand
dan die ontwikkeling waar te nemen? Hoe dan ook, in 1660 publiceert hij onder het pseudoniem V.H. (Van Hof?) bij Ian Iacobsz Dommekracht te Amsterdam een boek dat in 1662 verscheidene keren herdrukt werd (Consideratien en exempelen van staat). In dat laatstgenoemde jaar gaf hij een ander werk uit en dat met name maakte hem tot de belangrijkste staatstheoreticus van de zeventiende eeuw: Interest van Holland, ofte gronden van Hollandswelvaren. Er verschenen binnen één jaar maar liefst negen edities en dat is alleen al een indicatie van het belang dat aan het boek gehecht werd.